Onlangs heeft Rechtbank Den Haag geoordeeld dat de fiscale waardering van pensioenverplichtingen op actuariële grondslagen tegen een rekenrente van 4% niet in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Een bv was in beroep gegaan toen zij belasting moest betalen over het verschil tussen het bedrag dat zij had ontvangen voor het overnemen van een pensioenverplichting en de fiscale waarde van deze verplichting. De overdrachtswaarde was namelijk gebaseerd op een marktconforme rekenrente van 2,5%. De rechtbank wees de bv erop dat belastingheffing als inbreuk op het ongestoord genot op eigendom onder voorwaarden is toegestaan. Deze inbreuk moet in de nationale wet zijn vastgelegd en een legitiem doel in het algemeen belang nastreven. Ook moet de maatregel proportioneel zijn. De rechtbank constateerde dat de fiscale waardering in de wet is opgenomen en het voorkomen van uitholling van de belastinggrondslag als legitiem doel heeft. Bovendien vond de rechter dat de bv niet was getroffen door een buitensporige last, nu de heffing alleen naar voren was gehaald. De rechtbank verklaarde het beroep daarom ongegrond.
Wet: artikel 3.29 IB 2001 en artikel 8, zesde lid Vpb 1969.
Protocol: artikel 1 Protocol bij het EVRM
Meer informatie: Bron: Rechtbank Den Haag, 5 november 2013 (gepubliceerd 3 december 2013), ECLI:NL:RBDHA:2013:15254
Geef een reactie