Heeft de man pensioen in eigen beheer opgebouwd en dit pensioen ondergebracht in een stichting directiepensioenfonds? Dan kan van de vrouw in redelijkheid niet verwacht worden dat zij onveranderlijk verbonden zou moeten blijven aan dit fonds. Zeker niet als hij een (onafhankelijk) bestuur duldt dat kennelijk onvoldoende is uitgerust om de belangen van alle deelnemers naar evenredigheid te dienen.
Bij beschikking van 18 november 2009 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken tussen een dga en zijn echtgenote. De dga had pensioen in eigen beheer (PEB) opgebouwd en dit pensioen had hij ondergebracht bij een stichting directiepensioenfonds. Aanvankelijk maakte de dga deel uit van het bestuur van deze stichting, maar later gedurende de procedure trok de dga zich terug uit het bestuur. De vrouw vordert afstorting van het aan haar toekomende deel van de pensioenaanspraak bij een door de vrouw aan te wijzen pensioenverzekeraar.
Afstorting deel PEB ex-echtgenote
De man vindt dat hij in dit concrete geval niet is verplicht tot afstorting, omdat hij de stichting waarin het pensioen is ondergebracht, niet beheerst. Het hof oordeelde daarover in een tussenarrest als volgt. Er zijn twee gerechtigden tot het pensioen dat is ondergebracht bij de stichting, met beide tegengestelde belangen. Om de vrouw voldoende vertrouwen te kunnen geven is het minimaal noodzakelijk dat het bestuur haar beleid van te voren onderbouwd overlegt aan beide belanghebbenden en achteraf op een duidelijke manier verantwoording aflegt over het gevoerde beleid en de behaalde resultaten. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen dan met zich mee dat de vrouw van de man kan verlangen dat tot afstorting van het partnerpensioen moet worden overgegaan. Van de vrouw kan niet worden verwacht dat zij verbonden zou moeten blijven aan het fonds dat de man in het leven heeft geroepen en waarin hij een bestuur duldt dat kennelijk niet voldoende is uitgerust om een zodanig beleid te voeren dat de belangen van alle deelnemers naar evenredigheid worden gediend. De vrouw vordert van de man dat de waarde van het bijzonder partnerpensioen wordt overgedragen aan een ander door de vrouw op te richten pensioenlichaam. Het hof wijst de vordering van de vrouw toe. Het vermogen van de stichting is onvoldoende om de pensioentoezegging te kunnen uitvoeren. Daarom moet er wel naar evenredigheid een korting plaatsvinden in de verhouding ouderdomspensioen : bijzonder partnerpensioen. Het vermogen van het fonds bedroeg € 531.921. De verhouding ouderdomspensioen : bijzonder partnerpensioen was 61,39 : 38,61. Het hof berekent de overdrachtswaarde op € 205.370 (38,61% van € 531.921).
Wet: art. 19a Wet LB 1964 (tekst 2016) en art. 6:248 BW
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch 5 februari 2019 (gepubliceerd op 6 februari 2019), ECLI:NL:GHSHE:2019:384
Geef een reactie