Als een manager via zijn werkgever de exclusieve mogelijkheid krijgt aangeboden om te participeren in een zeer goed renderende belegging, is de kans groot dat sprake is van een zogeheten lucratief belang. De manager die dit belang verzwijgt in zijn aangifte, is volgens de Hoge Raad niet te goeder trouw. Navordering is dan mogelijk.
Een man werkte als ICT-manager in een concern. Hij behoorde tot een beperkte groep managers aan wie de mogelijkheid werd geboden om deel te nemen aan een belegging. Dit aanbod vond plaats in het kader van de overname van een vennootschap. De belegging betrof een zogeheten Profit Sharing Loan (PSL). De manager nam het aanbod aan in 2005. Hij betaalde € 15.000 voor vijftien participaties tegen betaling van. In 2011 vonden de aflossing van de PSL en de winstuitdeling plaats. Dit leverde de man een bedrag op van ruim € 1,6 miljoen. In zijn eerste aangifte inkomstenbelasting over 2011 gaf hij dit bedrag nog op als resultaat uit overige werkzaamheden. Maar in een tweede versie verzweeg hij dit voordeel.
Beperkte groep
De vraag is of het voordeel uit de participatie in de PSL gewoon een voordeel uit belegging is of een resultaat uit een lucratief belang. Voordelen uit lucratieve belangen zijn progressief belast als inkomen uit overige werkzaamheden. De Hoge Raad constateert onder meer dat deelname in de PSL slechts mogelijk was voor een beperkte groep van managers. Daardoor vormde de participatie in de PSL voor de manager een lucratief belang. Door dit lucratief belang te verzwijgen in zijn laatste aangifte, was de manager te kwader trouw. Dit geeft de Belastingdienst het recht om de te weinig geheven belasting na te vorderen.
Wet: art. 3.95 Wet IB 2001 en art. 16, eerste lid AWR
Meer informatie: Hoge Raad 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2198
Geef een reactie