Uit een recente uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat in het geval van een voorraadwaardering tegen lagere marktwaarde men niet zomaar allerlei kosten naar voren mag halen.
Een B.V. hield zich bezig met de handel en exploitatie van en verhuur in registergoederen en onroerende zaken. Tussen de B.V. en de Belastingdienst ontstond een geschil over de waarde van een voorraad van achttien bedrijfsunits per 31 december 2010. Beiden waren het erover eens dat deze bedrijfsunits waren te waarderen tegen historische kostprijs of lagere marktwaarde. Ook meenden beiden dat de marktwaarde lager was dan de kostprijs. Maar de B.V. ging uit van een veel lagere marktwaarde dan de fiscus, die zich neerlegde bij de berekening van de rechtbank. Het hof legde daarom de bewijslast bij de B.V.
Geen leegstandsrisico
De B.V. overlegde de opinie van een taxateur. Het hof constateerde echter dat deze opinie een aantal onverklaarde, ernstige tegenstrijdigheden en onjuiste uitgangspunten bevatte. De verkoop- en notariskosten waren bijvoorbeeld zonder nadere motivering al verwerkt in de marktwaarde van de units ultimo 2010. Daarnaast was ten onrechte gerekend met een leegstandsrisico terwijl het ging om leegstaande units die voorraad waren. Verder was de B.V. uitgegaan van een waardeontwikkeling die zich na 2010 had voorgedaan. Al met al vond het hof dit voldoende redenen om het hoger beroep van de B.V. ongegrond te verklaren.
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 september 2017 (gepubliceerd 25 september 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:8261
Geef een reactie