Als tussen aandeelhouders een familierelatie bestaat, is de kans groter dat een aandeleninkoopovereenkomst is gesloten onder niet-normale omstandigheden.
Een vrouw houdt tot 13 september 2012 een aanmerkelijk belang (ab) in een bv. De desbetreffende aandelen hebben een verkrijgingsprijs van € 10.008. Daarnaast heeft de vrouw een vordering van € 3.972.912 op de bv. De resterende aandelen in de bv, die een meerderheidsbelang vormen, zijn in handen van de broer van de vrouw. Hij is daarnaast enig bestuurder van de bv. Op 13 september 2012 komen de vrouw en de bv overeen dat de bv uiterlijk 31 december 2012 haar schuld aan de vrouw aflost. Bovendien komen de partijen een inkoop van aandelen overeen voor een prijs van € 1,5 miljoen. De vrouw levert haar aandelen op 4 maart 2014 aan de bv. Tussen de vrouw en de Belastingdienst ontstaat een geschil over de berekening van het fiscale voordeel uit de aandeleninkoop. De fiscus wil de overdrachtsprijs corrigeren naar de waarde in het economische verkeer à € 5.582.710.
Omkering van de bewijslast
In een beroepsprocedure stelt de inspecteur dat een correctie nodig is omdat de inkoopovereenkomst is gesloten onder omstandigheden die niet normaal zijn. Bovendien wijst hij erop dat de vrouw in haar aangifte inkomstenbelasting aanvankelijk niet heeft aangegeven begunstigde te zijn van een buitenlands trustvermogen. Daardoor heeft zij een onjuiste aangifte ingediend en is omkering van de bewijslast aan de orde. Hof Arnhem is het daarmee eens, maar stelt dat de schatting van de Belastingdienst nog steeds redelijk moet zijn. Volgens het hof is de schatting onder het primaire standpunt van de fiscus niet redelijk, maar de schatting onder het subsidiaire standpunt wel. Daarop gaat de vrouw in cassatie. Zij stelt onder meer wel een juiste aangifte te hebben ingediend. De vraag in de aangifte was of zij vermogen had ondergebracht in een trust. Omdat haar broer het vermogen had ingebracht, mocht de vrouw de vraag in de aangifte ontkennend beantwoorden.
Vermoeden van niet-normale omstandigheden
Advocaat-generaal (A-G) Koopman merkt op dat het aangifteformulier niet heeft behoord tot het dossier. De tekst van de aangiftes is evenmin vastgesteld bij algemeen verbindend voorschrift. Daarom valt het hof niet te verwijten dat het is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting doordat het de trustvraag verkeerd heeft geduid. Ook beoordeelt de A-G de vraag of de inkoopovereenkomst is gesloten onder niet-normale omstandigheden. Dit is het geval als de verkoper de koper heeft willen bevoordelen. Bepaalde omstandigheden leveren het vermoeden dat dit het geval is. De aanwezigheid van een familierelatie tussen aandeelhouders kan zo’n vermoeden zijn. Als zo’n vermoeden niet wordt ontzenuwd, is voldoende aannemelijk dat sprake is van niet-normale omstandigheden. Daarom adviseert de A-G de Hoge Raad om het cassatieberoep van de vrouw ongegrond te verklaren.
Bron: Parket bij de Hoge Raad 26 april 2024 (gepubliceerd 10 mei 2024), ECLI:NL:PHR:2024:463, 23/03385
Geef een reactie