Een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU lijkt erop te wijzen dat de fictieve renteberekening in de Wet bronbelasting binnen het Unierecht is toegestaan.
Belastingplichtige lichamen
Buitenlandse lichamen die bepaalde voordelen ontvangen, zijn belastingplichtig voor de Nederlandse bronbelasting voor rente en royalty’s. Deze lichamen moeten gevestigd zijn in zogeheten laagbelastende jurisprudenties. Of dit het geval is, dient men te beoordelen naar de omstandigheden of volgens de (fiscale) regelgeving van die jurisdictie. De wetgever gaat echter ervan uit dat de voordelen voldoende worden belast als het buitenlandse lichaam:
- op grond van de fiscale regelgeving van een niet-laagbelastende jurisdictie ook daar wordt geacht te zijn gevestigd;
- telt als de gerechtigde tot de rente- en royaltybetalingen; en
- niet wordt geacht te zijn gevestigd in een andere staat op basis van een belastingverdrag tussen de niet-laagbelastende jurisdictie en die andere staat.
Belaste rentevoordelen
De voordelen die belast zijn met 25,8% bronheffing (tarief 2022) bestaan uit renten en andere vergoedingen voor het verstrekken van een lening en royalty’s. Bij de (rente)vergoedingen voor de lening gaat het om:
- vergoedingen die een Nederlandse schuldenaar aan het buitenlandse lichaam moet betalen. Deze Nederlandse schuldenaar moet gelieerd zijn aan het buitenlandse lichaam; of
- renten en andere vergoedingen voor het verstrekken van een geldlening die een buitenlandse schuldenaar moet betalen aan het buitenlandse lichaam. Deze schuldenaar moet gelieerd zijn aan het buitenlandse lichaam. Bovendien moeten de lasten die corresponderen met die vergoedingen worden toegerekend aan een Nederlandse vaste inrichting.
Belaste royalty’s
Bepaalde royalty’s zijn belast met bronbelasting. Dit is echter pas het geval als het lichaam dat deze royalty’s moet betalen, gelieerd is aan het buitenlandse lichaam. Het betalende lichaam is bovendien gevestigd in Nederland of de royalty’s komen ten laste van het resultaat van een vaste inrichting in Nederland. Ten slotte moeten de royalty’s een vergoeding zijn voor inlichtingen met betrekking tot ervaringen het gebied van nijverheid, handel of wetenschap of voor het (recht op) gebruik van een:
- auteursrecht op een werk op het gebied van de letterkunde, kunst of wetenschap;
- octrooi;
- fabriek of- handelsmerk;
- tekening of een model;
- plan; of
- geheim recept of geheime werkwijze.
Geen rente overeengekomen
Men kan de bronheffing niet omzeilen door simpelweg geen vergoeding overeen te komen. Voor de berekening van de bronheffing moet men namelijk ervan uitgaan alsof zakelijke voorwaarden zijn overeengekomen. Voor zover een voordeel niet bestaat uit een geldbedrag, moet men werken met de waarde in het economische verkeer van dat voordeel. Niet alleen Nederland kent een correctie in het geval van een te lage rente. Zo gaat Bulgarije bij de berekening van haar bronheffing uit van de marktrente als gelieerde partijen een renteloze lening overeenkomen.
Bulgaarse zaak
Een Bulgaars telecombedrijf had op 22 november 2013 een overeenkomst gesloten met haar enige aandeelhouder, een in Luxemburg gevestigde Sàrl, over de verstrekking van een converteerbare renteloze lening. De verplichting tot terugbetaling zou eindigen zodra het telecombedrijf zou besluiten het bedrag als inbreng in natura op te nemen in het kapitaal van de Sàrl. Tijdens een belastingcontrole stelde de Bulgaarse fiscus vast dat dat de lening niet was omgezet in kapitaal. Bovendien had de schuldenaar de lening niet terugbetaald en evenmin rente betaald. Volgens de Bulgaarse belastingdienst was sprake van een handeling die neerkwam op ‘belastingontwijking’ in de zin van de Bulgaarse wetgeving. Om de niet-betaalde rente te berekenen is uitgegaan van de marktrente en daarover is een bronbelasting van 10% geheven. Het bezwaar van het telecombedrijf tegen deze aanslag is vervolgens afgewezen.
Richtlijnen niet van toepassing
In cassatieberoep stelt de hoogste Bulgaarse bestuursrechter prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU. De Bulgaarse rechter vraagt wat de draagwijdte is van de moeder/dochterrichtlijn en van de interest/royaltyrichtlijn. Een andere vraag is hoe de toetredingsakte zich tot de heffing verhoudt en of er strijd is met de vrijheid van kapitaalverkeer. Het Hof oordeelt dat de interest/royaltyrichtlijn niet van toepassing is. De fictieve rente valt namelijk niet onder het begrip ‘interest’, de schuldeiser ontvangt geen rente en valt evenmin als uiteindelijk gerechtigde te beschouwen. Hetzelfde geldt voor de moeder/dochterrichtlijn. De fictieve rente is niette beschouwen als uitgekeerde winst. Er vindt immers geen daadwerkelijke rentebetaling plaats door de ene aan de andere vennootschap.
Vrijheid van kapitaalverkeer?
Wat de vrijheid van kapitaalverkeer betreft, stelt het Hof vast dat de regeling inzake belastingontwijking zowel geldt voor renteloze leningen verstrekt aan niet-ingezeten vennootschappen als aan ingezeten vennootschappen. In beide situaties geldt een bronheffing van 10% over de fictieve rente. Maar in geval van ingezeten vennootschappen vindt heffing plaats over de netto-opbrengst terwijl bij niet-ingezeten vennootschappen de heffing plaatsvindt over de bruto-opbrengst. De Bulgaarse wetgeving geeft echter de mogelijkheid om een jaar na afloop alsnog te verzoeken om herberekening van de bronbelasting, waarbij rekening wordt gehouden met de aftrek van eventuele kosten.
Gerechtvaardigd verschil in behandeling
Dit verschil in behandeling kan ingezeten vennootschappen een voordeel verschaffen en vormt daarom een beperking van de vrijheid van kapitaalverkeer. Volgens het Hof zijn het situaties die objectief vergelijkbaar zijn, maar wordt het verschil in behandeling gerechtvaardigd doordat de bronheffingsprocedure een wettig en passend middel vormt en als geschikt kan worden geacht voor een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheid en voor de doeltreffendheid van de belastingheffing teneinde belastingontwijking te voorkomen.
Wet: art. 2.1, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 en 4.1 Wet bronbelasting 2021
Bron: Hof van Justitie van de EU 24 februari 2022, ECLI:EU:C:2022:125, C-257/20
Online cursus Ontwikkelingen Internationaal Belastingrecht
Het internationale fiscale speelveld verandert in rap tempo. Stap voor stap is de impact BEPS-discussie gegroeid, en daarmee de gevolgen voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Wat is er nog mogelijk en wat is niet langer mogelijk (nu of in de toekomst)? Kortom: welke alternatieve structureringen zijn mogelijk om het Nederlandse en Europese vestigingsklimaat aantrekkelijk te houden? Wat is de status van de voorstellen van de Europese Commissie? Welke relevante nationale en Europese rechtspraak is recent gewezen? Dr. Arthur Hofman bespreekt deze recente ontwikkelingen.
Geef een reactie