Een rechtsprocedure heeft betrekking op een zeer gering financieel belang indien de som van de door of aan een bestuursorgaan te betalen niet meer bedraagt dan € 15. Dan pas bestaat er volgens de Hoge Raad geen recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
In 2016 oordeelde Hof Den Bosch in een WOZ-zaak dat de redelijke termijn voor het doen van een uitspraak was overschreden. Echter, het financiële belang van de procedure was zeer gering in de zin van het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2013, aldus het hof. In dat arrest besliste de Hoge Raad dat geen aanleiding bestaat om uit te gaan van de veronderstelling dat de lange duur van de procedure spanning en frustratie bij de belanghebbende heeft veroorzaakt, als het geschil betrekking heeft op een zeer gering financieel belang. Het hof ging op basis van dit arrest ervan uit dat sprake is van een zeer gering financieel belang als het belang een bedrag van € 200 niet te boven gaat. Nu het financieel belang van belanghebbende minder bedroeg dan € 200, was er volgens het hof geen reden voor enige vergoeding van immateriële schade. Belanghebbende ging met succes in cassatie. De Hoge Raad besliste dat indien het belang van een procedure uitsluitend gaat over de vaststelling van door of aan een bestuursorgaan te betalen bedrag, die procedure betrekking heeft op een zeer gering financieel belang als de som van die bedragen niet meer bedraagt dan € 15. Het hof had dus ten onrechte geoordeeld dat met de procedure een zeer gering financieel belang was gemoeid.
Meer informatie: Hoge Raad, 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:292
Geef een reactie