Bij de beoordeling of een organisatie van arbeid en kapitaal als onderneming kan worden aangemerkt, moet men ook rekening houden met de rente op geldleningen die zijn aangegaan ter financiering van die organisatie.
In deze zaak ging het om een echtpaar dat in een verbouwde onroerende zaak een Bed and Breakfast (B&B) exploiteerde. De verbouwing werd gefinancierd met een lening. De discussie ging over de vraag of de B&B als onderneming kwalificeerde in de zin van Wet IB 2001. Eerder oordeelde Hof Leeuwarden dat als ten aanzien van de B&B sprake zou zijn van een bron van inkomen uit onderneming, de regels van vermogensetikettering meebrengen dat de lening deel uitmaakt van die bron. Als rekening werd gehouden met de geldlening, kon echter objectief gezien geen voordeel worden verwacht. De Hoge Raad was van mening dat het Hof terecht had geoordeeld dat de rente op financieringen moest worden betrokken bij de beoordeling of de B&B als onderneming kon worden aangemerkt. Het werkzame kapitaal in de vorm van vreemd vermogen behoort dan namelijk ook tot de organisatie van arbeid en kapitaal.
Meer informatie: Hoge Raad, 14 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3209
Geef een reactie