Volgens A-G IJzerman wijzen zowel de wettekst als de bedoeling van de AWR erop dat de duur van verleend uitstel de navorderingstermijn voor het opleggen van een navorderingsaanslag met die duur verlengen. Daarbij maakt het niet uit of om uitstel wordt verzocht nadat de aangifte al is ingediend.
Advocaat-Generaal (A-G) IJzerman heeft in twee zaken conclusies genomen. In beide zaken was sprake van een belastingplichtige die onder de zogeheten beconregeling viel. De belastingadviseur vroeg in beide zaken op grond van de beconregeling uitstel aan voor de aangifte IB 2010. De Belastingdienst honoreerde dat verzoek en verleende uitstel voor het indienen van de aangifte 2010 tot 1 mei 2012.
Navordering vanwege niet aangeven PGB
In de zaak met ECLI:NL:PHR:2019:1208 had een man bedragen uitgekeerd gekregen uit persoonsgebonden budgetten (PGB). Zijn belastingadviseur had deze bedragen voor het jaar 2010 niet opgenomen in de aangifte. Op 11 april 2011 verzond de adviseur de aangifte naar de Belastingdienst en op 12 april 2011 vroeg hij het uitstel aan. Op 26 november 2016 legde de inspecteur een navorderingsaanslag op over 2010 voor de niet aangegeven bedragen uit PGB.
Navordering door veroordeling voor witwassen
In de andere zaak, ECLI:NL:PHR:2019:1207, ging het om iemand die door de Strafrechter was veroordeeld vanwege witwassen. Namens die persoon diende de belastingadviseur de aangifte inkomstenbelasting 2010 in op 25 maart 2011. Op 27 april 2011 was namens de belanghebbende verzocht om uitstel voor het doen van de aangifte 2010 tot 1 mei 2012. De Belastingdienst verleende dat uitstel ook. Vanwege de veroordeling voor witwassen in 2015 legde de inspecteur navorderingsaanslagen over 2010 op.
Verleend uitstel verlengt navorderingstermijn
In beide zaken ging het om de vraag of de Belastingdienst die navorderingsaanslagen nog wel kon opleggen. De hoven oordeelden dat voor verlenging van de navorderingstermijn geen ruimte is als de inspecteur uitstel voor het doen van aangifte heeft verleend nadat de aangifte al is ingediend.
Volgens de A-G is het door de staatssecretaris ingestelde cassatieberoep terecht. De A-G is van oordeel dat zowel de wettekst als de bedoeling van de wet (AWR) erop wijst dat het verleende uitstel beslissend is voor verlenging van de navorderingstermijn. Het is daarbij irrelevant of het uitstel pas is verzocht nadat de aangifte al is ingediend. Anders gezegd bij verleend uitstel wordt de navorderingstermijn altijd verlengd met het verleende uitstel, ongeacht of een belastingplichtige dit uitstel daadwerkelijk gebruikt.
Geen verplichting om ingediende aangiften te controleren
In de zaak met ECLI:NL:PHR:2019:1208 was ook nog aan de orde of de belastingplichtige grove schuld kon worden verweten, omdat zijn adviseur de ontvangen bedragen uit het PGB voor de jaren 2011 en 2012 niet had aangegeven. De A-G is van oordeel dat op basis van de huidige rechtspraak belanghebbende niet verplicht was om de door zijn adviseur ingediende aangiften te controleren. De man had alle relevante informatie verstrekt aan zijn adviseur die hij voor deskundig mocht houden. In die situatie bestaat er geen algemene verplichting om aangiften te controleren. Van bijzondere omstandigheden die een afwijking inhouden op deze algemene verplichting is niet gebleken.
Wet: art. 9 en 16 lid 3 AWR
Geef een reactie