Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat afwaardering van een vordering ontstaan vanwege verkoop van landbouwgronden, onder de oude landbouwregeling valt. De afwaardering kan daarom niet ten laste van de winst gebracht worden.
Een man en zijn echtgenote gaan vanaf 1 januari 2010 gezamenlijk een vof aan. De man heeft op 31 december 1999 een perceel landbouwgrond verkocht. Bij deze verkoop is overeengekomen dat bij een bestemmingswijziging voor 1 januari 2012 de koper verplicht is een aanvullende koopprijs te betalen. In de aangifte 2000 van de firmant wordt de directe verkoopopbrengst en de voorwaardelijke nabetaling tot de winst gerekend, waarop de oude landbouwvrijstelling wordt toegepast. De firmant en de inspecteur spreken af dat op de vordering van ƒ 1.050.000 (€ 476.469) tot 1 januari 2012 niet wordt afgewaardeerd. Als voor 1 januari 2012 de bestemming wijzigt, komt de reeds als winst aangegeven nabetaling van ƒ 1.050.000 in mindering op de aan te geven belaste winst. De bestemming wijzigt niet en de firmant waardeert de vordering in 2012 ten laste van zijn winst af. De inspecteur meent dat de afwaardering onder de landbouwvrijstelling valt.
Het geschil
Bij rechtbank Noord-Nederland is in geschil of de inspecteur terecht de landbouwvrijstelling op de afwaardering heeft toegepast.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt dat de inspecteur en de firmant voor de opbrengst in 2000 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Het is een alles of niets deal geweest. De Belastingdienst is akkoord gegaan met een maximaal onbelaste winst van ƒ 1.050.000. Bij een hogere nabetaling, zou alleen het meerdere belast zijn. Daaruit kan volgens de rechtbank niet worden afgeleid dat de inspecteur akkoord is gegaan met een belaste afwaardering vanaf 2012 als er geen nabetaling zou volgen of een nabetaling minder dan ƒ 1.050.000. De afwaardering komt niet ten laste van de belaste winst in 2012.
Wet: art. 3.8 en 3.12 Wet IB 2001
Geef een reactie