Krijgt een bv als beherend vennoot de juridische eigendom van onroerende zaken bij het aangaan van een commanditaire vennootschap? Dan is de bv overdrachtsbelasting verschuldigd. Het is irrelevant of de economische eigendom van de onroerende zaken volledig bij die bv berust of niet.
Een aantal natuurlijke personen hadden een maatschap gevormd. De maatschap belegde in registergoederen. De maten bezaten ieder een evenredig deel van de juridische en economische eigendom van 11 onroerende zaken waarin de maatschap belegde. Per 1 juni 2016 richtten de maten een commanditaire vennootschap (cv) op. Daarbij werden de maten commandieten. De beherend vennoot was een op die datum opgerichte bv. Ten tijde van de oprichting van de cv zijn enkele maten weggegaan en bijgekomen. Bij de juridische levering van de onroerende zaken heeft de bv overdrachtsbelasting voldaan.
Het geschil bij de Hoge Raad
In geschil bij de Hoge Raad is of de levering van de onroerende zaken aan de bv een belaste verkrijging is voor de overdrachtsbelasting.
Juridische verkrijging belastbaar feit
Hof Den Bosch oordeelde eerder dat de bv op basis van de akte van levering de onroerende zaken in eigendom heeft gekregen. Een cv is immers civielrechtelijk een personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. Een cv kan daarom niet zelfstandig rechtshandelingen aangaan. Dat de bv bij die verkrijging niet de economische eigendom verkrijgt of beschikkingsmacht heeft, is irrelevant voor de overdrachtsbelasting. Er is sprake van een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting.
Geen analoge toepassing van het besluit van 15 oktober 2015
Verder oordeelt het hof nog dat het beroep op een analoge toepassing van het besluit 15 oktober 2015, nr. BLKB 2015/749M (vervallen) de bv niet kan baten. In onderdeel 9.1 van dat besluit is een goedkeuring gegeven voor de verkrijging van de economische eigendom. De bv heeft de juridische eigendom verkregen, dus is het besluit niet van toepassing.
Oordeel Hoge Raad
De bv is in cassatie gegaan tegen het oordeel van Hof Den Bosch. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond verklaard.
Wet: art. 2 lid 1 WBRV
Bron: Hoge Raad 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1329, 20/02395
Geef een reactie