Het verbod van vooringenomenheid verzet zich er niet tegen dat een ambtenaar die betrokken is geweest bij een bezwaar- en beroepsprocedure over een eerder jaar, optreedt als aanslagregelend ambtenaar voor een later jaar.
Een man heeft in 2017 direct en indirect aandelen in diverse bv’s. In april 2016 is hij ook een eenmanszaak gestart. De activiteiten van de onderneming bestaan uit het tegen betaling organiseren en aanbieden van voetbalstedentrips. In 2017 staakt de ondernemer zijn activiteiten. Eveneens worden in 2017 de bv’s van de man failliet verklaard. Ook na te zijn herinnerd en aangemaand door de inspecteur doet de man geen aangifte inkomstenbelasting. Na afloop van de door de inspecteur gestelde termijn stuurt de man alsnog negen aangiftebiljetten in. Op 20 oktober 2020 stelt de inspecteur de aanslag over 2017 vast. Daarbij legt hij een verzuimboete op van € 361. Nadat de man beroep bij de rechtbank heeft ingesteld, heeft de inspecteur nog een tiende aangiftebiljet over 2017 ontvangen.
Het geschil
In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de vraag of de aanslagregelend ambtenaar de aanslag zonder vooringenomenheid heeft kunnen vaststellen. Daarnaast is aan de orde of sprake was van verlies uit onderneming en de toedeling van de negatieve kosten eigen woning.
Geen vooringenomenheid
Omdat de aanslagregelend ambtenaar in 2017 betrokken is geweest bij de bezwaar- en beroepsprocedure tegen de aanslag 2016, kan volgens de man de aanslag 2017 niet zonder vooringenomenheid worden vastgesteld. De rechtbank is het hier niet mee eens. Het verbod van vooringenomenheid verzet zich er niet tegen dat een ambtenaar die betrokken is geweest bij een bezwaar- en beroepsprocedure over een eerder jaar, optreedt als aanslagregelend ambtenaar voor een later jaar.
Objectieve voordeelsverwachting ontbreekt
De rechtbank accepteert het verlies uit onderneming niet. Vaststaat dat het resultaat van de onderneming altijd negatief is geweest. De ondernemer heeft niet kunnen aantonen dat er in de toekomst wel sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Er is geen bron van inkomen geweest, de verliezen zijn niet aftrekbaar.
Voor wijzigen onderlinge verdeling is gezamenlijk verzoek vereist
In de eerste gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting 2017 hebben de man en zijn fiscaal partner er voor gekozen om de negatieve inkomsten uit eigen woning bij de partner op te voeren. Zolang de aanslag van een van hen niet definitief vaststaat, kunnen partners de onderlinge verdeling wijzigen. In dit geval is er echter geen gezamenlijk verzoek gedaan, dus de eerder gekozen verdeling blijft in stand.
Wet: art. 3.4 Wet IB
Geef een reactie