Beweert iemand dat hij bedragen contant aan zorgverleners heeft betaald? Dan zijn deze contant betaalde bedragen alleen aftrekbaar indien uit overgelegde stukken blijkt wat de gang van zaken is geweest.
Een zorgverlener verrichtte zorg aan zijn broer. Die ontving daarvoor een persoonsgebonden budget en betaalde dat door aan de zorgverlener. De zorgverlener bracht een bedrag in aftrek, omdat hij daarvoor zorg had ingekocht van derden. Die ingekochte zorg had de zorgverlener contant betaald. In geschil bij Rechtbank Den Haag is de aftrek voor de ingekochte zorg.
Ontvankelijkheid beroepschrift
Voordat de rechtbank de feitelijke kwestie behandelt, gaat zij eerst in op de ontvankelijkheid van het beroepschrift. Dat was namelijk buiten de officiële termijn ontvangen. De uitspraak op bezwaar was van 23 augustus 2019. Het beroepschrift is van 15 oktober 2019 en is dus later dan zes weken na de uitspraak op bezwaar door de rechtbank ontvangen. Toch verklaart de rechtbank het beroep ontvankelijk. De Belastingdienst had namelijk een verminderingsbeschikking verzonden op 6 september 2019. Hierin stond een opschrift ‘uitspraak op bezwaar’. Ook was een beroepsclausule opgenomen. Daar stond in dat de uiterste datum om in beroep te gaan 18 oktober 2019 was. Onder voormelde omstandigheden vindt de rechtbank dat het ingestelde beroep ontvankelijk is.
Contante uitgaven niet aangetoond
De rechtbank oordeelt dat de zorgverlener de uitgaven niet heeft aangetoond. De rechtbank vindt de verklaring van de man op zich wel geloofwaardig. De zorgverlener had verklaard dat het vinden van geschikte zorgverleners moeilijk is. Zorgverleners willen alleen de zorg verlenen als zij contant worden uitbetaald. Echter de rechtbank meent dat de zorgverlener geen inzicht heeft kunnen geven in de kosten van de ingekochte zorg. Daarom staat de rechtbank de aftrek voor de contante betalingen niet toe.
Wet: art. 3.90 en 3.95 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 26 maart 2020 (gepubliceerd 26 mei 2020), ECLI:NL:RBDHA:2020:3154
Geef een reactie