Een correctie van goodwill en stille reserves is nagevorderd van een bv. Dezelfde correctie is ook nagevorderd bij zustervennootschappen waarvan de bv de activiteiten heeft overgenomen. De navordering bij de zustervennootschappen is terecht. De navorderingsaanslag bij de bv moet daarom worden vernietigd om dubbele heffing te voorkomen.
Een bv (belanghebbende) maakt onderdeel uit van een groep. De groep houdt zich bezig met dienstverlening op het gebied van SAP-software. Aanvankelijk heeft de groep 51% van de aandelen van deze bv in handen. In 2016 zijn activiteiten van twee zuster-bv’s bij de bv ondergebracht. Daarbij is geen overdrachtswinst bij de twee zuster-bv’s aangegeven. Vervolgens zijn de twee zuster-bv’s geliquideerd.
Niet afgerekend over stille reserves en goodwill
Op 27 maart 2017 heeft de groep de resterende 49% van de aandelen in de bv overgenomen voor een bedrag van € 778.125. In oktober 2017 is de bv geliquideerd. Het zichtbaar eigen vermogen van de bv per einde 2016 bedraagt € 100, het zichtbaar eigen vermogen bij de liquidatie volgens de aangifte Vpb 2017 bedraagt € 29.891. De groep verzoekt om vaststelling van het liquidatieverlies van de bv. Naar aanleiding van dit verzoek concludeert de inspecteur dat de waarde van de bv € 2.066.923 bedraagt en vordert na. Die waarde van de bv is ontstaan door realisatie van stille reserves en/of goodwill. Volgens de inspecteur is niet aannemelijk dat ten tijde van de liquidatie de waarde van de bv zou zijn gedaald. De inspecteur heeft ook navorderingsaanslagen opgelegd aan de geliquideerde zustervennootschappen.
Het geschil
Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de navordering bij de bv terecht is of dat de navorderingsaanslagen aan de zustervennootschappen hadden moeten worden opgelegd.
Oordeel rechtbank
Vaststaat dat als de navorderingsaanslagen bij de zustervennootschappen in stand blijven, sprake is van dubbele heffing. De inspecteur verzoekt de rechtbank daarom dat als de rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslagen bij de zustervennootschappen terecht zijn opgelegd, de dubbele heffing bij de bv te elimineren. De rechtbank heeft ook uitspraak gedaan in de beroepen van de zustervennootschappen. De rechtbank is van oordeel dat de navorderingsaanslagen aan de zustervennootschappen terecht zijn opgelegd. Daarom oordeelt de rechtbank in deze zaak dat de navorderingsaanslag die de Belastingdienst aan de bv heeft opgelegd moet worden vernietigd.
Zie ook: rechtbank Zeeland-West-Brabant 11 juli 2024 (gepubliceerd 19 juli 2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:4725, BRE 23/3853 en rechtbank Zeeland-West-Brabant 11 juli 2024 (gepubliceerd 19 juli 2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:4726, BRE 23/3854
Wet: art. 13d Wet Vpb 1969, art. 16 en 27e AWR
Geef een reactie