Zijn buitenlandse inkomsten niet aan het zicht van de Nederlandse fiscus onttrokken? En kan de Belastingdienst in Oostenrijk inlichtingen inwinnen op basis van het belastingverdrag met Oostenrijk? Dan is de verlengde navorderingstermijn van 12 jaar niet van toepassing.
Een internationaal concern hield zich bezig met de verkoop van hoofdzakelijk sportschoeisel. Een in Nederland gevestigde bv maakte deel uit van dit concern. In de aangifte vennootschapsbelasting 2011 was aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geclaimd. Die aftrek was gevraagd vanwege een in Oostenrijk gevestigde vaste inrichting. In 2018 maakte echter de toenmalige gemachtigde aan de Belastingdienst kenbaar dat er geen vaste inrichting in Oostenrijk was. De Belastingdienst wil de ten onrechte geclaimde tegemoetkoming dubbele belasting navorderen.
Ratio verlengde navorderingstermijn
In geschil bij Rechtbank Noord-Holland is de toepassing van de verlengde navorderingstermijn van 12 jaar. De rechtbank leidt uit de parlementaire geschiedenis van artikel 16, vierde lid, Algemene Wet inzake Rijksbelastingen af dat invoering daarvan met name ziet op het gebrek aan toereikende controlemogelijkheden voor buitenlands inkomen of vermogen. Het inkomen in het buitenland kan makkelijk buiten het zicht van de Nederlandse fiscus gelaten worden.
Inspecteur had tijdig alle informatie kunnen krijgen
De inkomsten uit Oostenrijk zijn volgens de rechtbank niet aan het zicht van de Belastingdienst onttrokken. Deze inkomsten waren namelijk wel vermeld in de aangifte vennootschapsbelasting, zij het dat hiervoor een tegemoetkoming dubbele belasting werd geclaimd. De inspecteur had door het stellen van vragen aan de bv zelf meer duidelijkheid kunnen krijgen of de bv wel terecht een tegemoetkoming van dubbele belasting had gevraagd. Bovendien bestaat op grond van het belastingverdrag met Oostenrijk de mogelijkheid inlichtingen in te winnen. Er is dus geen sprake van aan het zicht van de Nederlandse Belastingdienst onttrekken van buitenlands vermogen of inkomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is.
Geen uitdrukkelijke instemming voor navordering
De inspecteur heeft ook nog gesteld dat de bv akkoord is gegaan met navordering buiten de navorderingstermijn. De rechtbank oordeelt echter dat de bv niet uitdrukkelijk heeft ingestemd met uitstel. De inspecteur kan dan ook niet aantonen dat de bv akkoord is gegaan met extra uitstel.
Wet: art. 16 lid 4 AWR
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 23 juli 2020 (gepubliceerd 7 september 2020), ECLI:NL:RBNHO:2020:6964, nr. HAA 19/4834
Geef een reactie