Of iemand een bron van inkomen heeft is onder meer afhankelijk van een objectieve voordeelsverwachting. Als de bank stopt met financiering van de activiteiten, de gemeente de bouwvergunning intrekt en het woon/bedrijfspand in het openbaar wordt geveild, kan er geen objectieve voordeelsverwachting meer zijn.
Een man had het voornemen een onderaannemersbedrijf op te starten. In 2008 kreeg hij de eigendom van een stuk grond en liet hij een pand bouwen. Dat pand zou voor 1/3e deel bestaan uit kantoorruimte en voor 2/3e deel uit een woning. In 2009 ging de aannemer die de ruwbouw van het pand zou uitvoeren failliet, waarop de man besloot zelf de ruwbouw uit te voeren. In 2009 werd de man mishandeld en in 2010 was de man betrokken bij twee ongevallen. Dit leidde uiteindelijk tot een burn-out. Mede door de economische crisis kon de man ook niet meer aan de betalingsvoorwaarden van de bank voldoen, waarna de bank de kredieten introk. Ook trok de gemeente de verleende omgevingsvergunning in, omdat de man een half jaar geen bouwwerkzaamheden had verricht. In 2014 werd het pand geveild. Daarbij wilde de man € 194.000 aan kosten in aftrek brengen.
Objectieve voordeelsverwachting
In geschil bij Rechtbank Noord-Holland is of sprake is van een bron van inkomen en of de man de foutenleer kan toepassen. De rechtbank is van oordeel dat aan enkele voorwaarden voor het bestaan van een bron van inkomen is voldaan. De man neemt deel aan het economische verkeer. Met die deelname heeft hij het oogmerk gehad om voordeel te behalen. De vraag is echter of er ook een objectieve voordeelsverwachting is. De rechtbank is van oordeel van niet. De bank was in 2010 gestopt met financiering van de activiteiten van de man, de gemeente had de bouwvergunning ingetrokken en het pand was op een openbare veiling verkocht. Als er al een bron van inkomen heeft bestaan, is daarvan vanaf 2010 in ieder geval geen sprake meer.
Geen foutenleer
De foutenleer kan volgens de rechtbank niet worden toegepast bij een onjuiste etikettering van een vermogensbestanddeel dat niet langer tot het ondernemingsvermogen behoort. Bij aanschaf van de grond is bovendien al de keuze voor privévermogen gemaakt. Na die keuze zijn er geen bijzondere omstandigheden geweest die tot een heretikettering van het pand zouden kunnen leiden. De kosten van € 194.000 zijn niet aftrekbaar.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 11 augustus 2020 (gepubliceerd 18 augustus 2020), ECLI:NL:RBNHO:2020:6076, nr. HAA 19/4703
Geef een reactie