Het niet tijdig indienen van een aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen is een verzuim. De inspecteur kan hiervoor in beginsel een verzuimboete van 7% van het wettelijk maximum opleggen. Bij stelselmatig verzuim kan de inspecteur een verzuimboete tot het wettelijk maximum opleggen.
Een ondernemer moest over het jaar 2014 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen doen. Hij diende geen aangifte in, ook niet na te zijn aangemaand. Op 15 augustus 2017 kreeg de ondernemer nog twee extra weken om zijn aangifte in te dienen. Ook die termijn gebruikte hij niet om een aangifte in te dienen. Daarop legde de inspecteur een ambtshalve aanslag op met een verzuimboete van € 4.920.
Inbeslagname administratie geen excuus
In hoger beroep bij Hof Arnhem-Leeuwarden is de hoogte van de verzuimboete in geschil. De ondernemer meende dat zijn verzuim werd opgeheven door de twee extra weken die hij van de inspecteur in 2017 kreeg. Het hof ziet dat niet zo. Bovendien heeft de inspecteur in zijn brief uitdrukkelijk vermeld dat hij in ieder geval een verzuimboete zal opleggen, omdat de ondernemer te laat is geweest met het indienen van zijn aangifte. Ook voert de ondernemer aan dat sprake is geweest van overmacht, dus van afwezigheid van alle schuld. Door de inbeslagname van zijn administratie door de FIOD heeft hij geen aangifte kunnen doen. Het hof wijst de ondernemer erop dat hij al ruim voor de inbeslagname in verzuim was. Hij heeft alle tijd gehad om wel zijn aangifte te doen.
Bij boeteoplegging rekening houden met alle omstandigheden
De inspecteur heeft terecht een verzuimboete opgelegd en heeft terecht geoordeeld dat sprake is van stelselmatig verzuim vanaf 2009 tot en met 2014. Het is niet nodig dat de inspecteur over alle jaren vanaf 2009 een boete oplegt, omdat de zogeheten verzuimenreeks is afgeschaft. Wel overweegt het hof dat het opleggen van een bestuurlijke boete een sanctie is die naar norminscherping ook strekt tot bestraffing. Bij het opleggen van een boete moet de inspecteur met alle omstandigheden rekening houden. Het hof ziet in de financiële omstandigheden van de ondernemer aanleiding de boete te verlagen van € 4.920 naar € 369.
Wet: art. 67a AWR, par. 6 en par. 21 lid 6 BBBB
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 augustus 2020 (gepubliceerd 21 augustus 2020), ECLI:NL:GHARL:2020:6423, nr. 19/00722
Geef een reactie