Hof Den Bosch heeft verduidelijkt wanneer bij een beroep op de splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting sprake is van een kunstgreep of een anti-fiscale omweg. Daarvan is sprake als de desbetreffende route ook afgezien van de fiscaliteit niet of minder voor de hand ligt dan een alternatieve route naar hetzelfde einddoel. In dat geval kan geen beroep op de splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting worden gedaan.
De aandelen van een artikel 4-WBR-lichaam (hierna A bv), waren voor 50% in handen van een broer en voor 50% in handen van een zus. Deze broer en zus zijn ook de bestuurders van A bv. De aandelen van de broer zijn in het kader van een ruziesplitsing overgegaan naar de zus. Voor de overdrachtsbelasting is een beroep gedaan op de splitsingsvrijstelling. De inspecteur is van mening dat de splitsingsvrijstelling niet van toepassing is en heeft een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd. De zus en broer zijn in conflict geraakt en hebben tegengestelde belangen. Het pand van A bv werd verhuurd aan een bv van de broer en de huur werd in rekening-courant voldaan. De broer had geen belang bij het innen van de vordering, waardoor A bv de vordering niet kon innen. Ook had de broer een groot bedrag opgenomen uit A bv, waartoe hij als bestuurder bevoegd was.
Het geschil
Na verwijzing door de Hoge Raad is bij Hof Den Bosch in geschil of bij de splitsing van A bv, de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting van toepassing is.
Zakelijkheid te bereiken einddoel splitsing
Het hof constateert voor wat betreft de zakelijkheid dat het einddoel van de splitsing is dat de door A bv gehouden vermogensbestanddelen worden toegedeeld aan de broer en zus. De vorderingen moeten bij de broer terechtkomen en het vastgoed bij zus. Achtergrond van de wens is de moeizame en conflictueuze verstandhouding tussen de broer en zus. Daardoor wordt de bestuurlijke besluitvorming binnen A bv en het normale functioneren ernstig bemoeilijkt. Het door de splitsing te bereiken einddoel is daarmee zakelijk.
Rangorde alternatieve route en splitsing
De inspecteur is van mening dat de splitsing overwegend door fiscale motieven is ingegeven en geeft aan dat er een alternatieve, meer voor de hand liggende, route is. Daarvan zegt het hof dat het door de inspecteur aangedragen alternatief en de gekozen splitsing uitwisselbare alternatieven zijn om dat einddoel te bereiken. Dan geldt als uitgangspunt dat een belanghebbende mag kiezen voor de fiscaal meest gunstige weg. Het hof meent dat pas sprake is van een anti-fiscale omweg of kunstgreep als de desbetreffende route, ook afgezien van de fiscaliteit, niet of minder voor de hand ligt dan een alternatieve route die naar hetzelfde einddoel leidt. De belastingbesparing die het gevolg is van een zakelijk gekozen route naar een zakelijk einddoel is een logisch gevolg van voornoemde keuzevrijheid. Het hof oordeelt dat voor de verkrijging van het vastgoed van A bv de splitsingsvrijstelling geldt.
Wet: art. 15 lid 1 letter h WBRV en art. 5c lid 1 Uit besl RV
Geef een reactie