Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant blijkt uit de gevoerde administratie onvoldoende dat verdeling van het resultaat van de stille maatschap over de vennoten heeft plaatsgevonden. Ook is onvoldoende uitvoering aan de overeenkomst van stille maatschap gegeven. Het is daardoor niet aannemelijk dat een stille maatschap tot stand is gekomen.
Een agrariër oefende samen met zijn echtgenote indirect in een bv een landbouwonderneming uit. Dezelfde activiteiten oefenden de man en zijn echtgenote ook uit in een maatschap. De zoon van het echtpaar oefende een landbouwbedrijf uit in de vorm van een eenmanszaak. In 2016 komen het echtpaar, de bv en de zoon schriftelijk overeen dat zij hun activiteiten in een stille maatschap gaan uitoefenen. De inspecteur ontkent het totstandkomen van de stille maatschap.
Het geschil
Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of er een stille maatschap tot stand is gekomen in 2016. Ook is in geschil of de agrariër voldoet aan het urencriterium en de hoogte van het genoten loon.
Stille maatschap niet aannemelijk gemaakt
De rechtbank oordeelt dat de agrariër niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een stille maatschap tot stand is gekomen. Uit de administratie blijkt niet dat op alle punten uit de overeenkomst van stille maatschap uitvoering is gegeven. Zo blijkt niet dat de eenmanszaak van de zoon is ingebracht. Ook de verwerking van het resultaat van de stille maatschap en de verdeling van het resultaat is niet inzichtelijk. De rechtbank oordeelt verder dat de man niet aan het urencriterium heeft voldaan. De holding van de man heeft 1.979 uren verloond en uitbetaald. De man heeft geen recht op zelfstandigenaftrek. Ook verwerpt de rechtbank de stelling van de man dat hij dat loon niet heeft gehad. Er zijn loonaangiften gedaan en er hebben inhoudingen plaatsgevonden. Er is ook geen sprake van een beëindiging van de dienstbetrekking. Het loon is inbaar en vorderbaar en daarmee genoten. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van negatief loon.
Wet: art. 3.6 lid 1, art. 3.76, art. 3.79a en art. 3.146 Wet IB
Geef een reactie