Wenst een werkgever voor de sectorindeling de concernregeling toe te passen? Dan is voor de sectorindeling relevant voor welke werkzaamheden de gezamenlijke werkgevers in het concern het grootste bedrag aan premieplichtig loon betalen.
In vier arresten is de sectorindeling in geschil. In deze arresten gaat het om franchisenemers van een bouwmarkt en een supermarkt. Bij het hof was in geschil of de franchisenemers per 1 januari 2015 ingedeeld moet worden in sector 17 (detailhandel en ambachten) of sector 19 (Grootwinkelbedrijf).
Consistente uitvoeringspraktijk inspecteur
De Hoge Raad stelt vast dat het hof aan zijn oordeel heeft gelegd dat de franchisenemer met toepassing van de concernregeling terecht in sector 17 is ingedeeld. Dit is in overeenstemming met de consistente uitvoeringspraktijk van de inspecteur. Die omstandigheid kan dit oordeel echter niet dragen. Het cassatiemiddel is daarom terecht voorgesteld. Het kan echter niet tot cassatie leiden.
Hoofdregel concernregeling
Volgens de Hoge Raad is de hoofdregel voor de concernregeling dat de betrokken werkgevers worden ingedeeld in de sector waaronder de werkzaamheden vallen waarvan de gezamenlijke werkgevers het grootste deel aan premieplichtig loon betalen. Volgens de Hoge Raad staat vast dat het grootste deel van het door de groep van franchisegever en franchisenemers betaalde premieplicht loon betrekking heeft op werkzaamheden binnen sector 17. Een andere indeling is mogelijk als de maatschappelijke functie van de groep als geheel dat zou rechtvaardigen. Dat is niet het geval, de Hoge Raad verwijst voor zijn motivering naar de conclusie van A-G Wattel (ECLI:NL:PHR:2020:1077). Die gaf aan dat het verschil tussen beide sectoren de hoogte van de loonsom is. Een puur getalsmatig onderscheid houdt echter geen enkel verband met een maatschappelijke functie. Het cassatieberoep is ongegrond.
Wet: art. 95 Wsfv en art. 5.4 Regeling Wsfv
Bron: Hoge Raad 8 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1356, 20,01377, Hoge Raad 8 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1450, 20/01378, Hoge Raad 8 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1451, 20/01379 en Hoge Raad 8 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1466, 20/01380
Geef een reactie