
Dat een dga werkzaamheden in deeltijd werk verricht voor zijn bv, rechtvaardigt geen tijdsevenredige toepassing van het gebruikelijk loon.
Een vrouw, woonachtig in Nederland, is enig aandeelhouder en bestuurder van een bv die zich bezighoudt met de verkoop van rubberproducten. Daarnaast drijft zij een eenmanszaak met een vaste inrichting in Duitsland. De eenmanszaak verkoopt rubberproducten waarvoor een andere regeling geldt dan de rubberproducten die de bv verkoopt. De echtgenoot van de vrouw drijft eveneens een eenmanszaak in Duitsland. Daarnaast is ook hij in dienstbetrekking bij de bv van zijn echtgenote. De echtgenoten geven in hun aangiften IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2014 lagere lonen op dan het fiscale normbedrag van de gebruikelijkloonregeling. De inspecteur deze lonen naar het normbedrag en legt het echtpaar navorderingsaanslagen op. De vrouw betwist de juistheid van deze correcties. De zaak belandt voor hof Den Bosch.
Lager gebruikelijk loon niet aannemelijk gemaakt
Voor het hof stelt de vrouw dat haar werkzaamheden vergelijkbaar zijn met die van een secretaresse, waarvoor een lager loon gebruikelijk zou zijn. Maar het hof vindt deze stelling niet aannemelijk. De vrouw maakt evenmin aannemelijk dat zij haar werkzaamheden in deeltijd heeft uitgevoerd. Bovendien merkt het hof op dat het normbedrag niet tijdsevenredig wordt toegepast bij deeltijdfuncties. Daarnaast is niet bewezen dat de bv in een structurele verliessituatie verkeerde, waardoor een lager loon gerechtvaardigd zou zijn.
Vertrouwensbeginsel niet geschonden
De vrouw doet nog een beroep op het vertrouwensbeginsel, maar ook dat slaagt niet. De inspecteur heeft in een brief alleen het voornemen tot correctie van het loon van de echtgenoot kenbaar gemaakt. Hieruit valt niet af te leiden dat de fiscus het loon van de vrouw niet zou corrigeren. Het hof verklaart het hoger beroep van de vrouw ongegrond.
Wet: art. 12a Wet LB
Geef een reactie