Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de 30%-regeling voor ingekomen werknemers eindigt bij het feitelijk beëindigen van de werkzaamheden. Als een werkgever bepaalt dat een werknemer wordt vrijgesteld om werkzaamheden te verrichten, eindigt daarmee ook de toepassing van de 30%-regeling.
Een buitenlandse werknemer werkte sinds 2009 in Nederland en paste de 30%-regeling voor ingekomen werknemers toe. Officieel was de dienstbetrekking per 31 maart 2017 beëindigd. Zijn werkgever had de werknemer vanaf 17 januari 2017 vrijgesteld van werk. Op 29 maart 2017 ontving de werknemer een fiscaal loon van € 628.323, bestaande uit een bonus en een maandsalaris. Bij inhouding van de loonheffing paste de werkgever niet de 30%-regeling voor ingekomen werknemers (hierna: 30%-regeling) op de bonus toe. Bij de aangifte inkomstenbelasting verminderde de werknemer het loon van de jaaropgave met 30% van de bonus. De inspecteur heeft die aftrek niet aanvaard.
Het geschil
Bij Hof Amsterdam is in geschil of de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag een aftrek van 30% van de bonus in aanmerking had moeten nemen.
Loonbegrip inkomstenbelasting
Vaststaat dat bij inhouding van de loonheffing de werkgever niet de 30%-regeling heeft toegepast. Ook heeft de werkgever de gehele betaling in maart 2017 aangemerkt als bruto loon zonder daarvan een vergoeding voor extraterritoriale kosten af te splitsen. Het hof concludeert hieruit dat de werkgever de loonbetaling van maart 2017 niet heeft aangewezen als een gerichte vrijstelling. Het loonbegrip in de inkomstenbelasting sluit aan bij het loonbegrip voor de loonbelasting. De keuze van de werkgever om de loonbestanddelen van maart 2017 niet als eindheffingsbestanddelen aan te wijzen, werkt door naar de inkomstenbelasting. De aftrek van 30% van de bonus is terecht door de inspecteur geweigerd.
Gevolgen vrijstelling verrichten werkzaamheden
In een overweging ten overvloede gaat het hof ook nog in op het begrip tewerkstelling voor toepassing van de 30%-regeling. Het hof meent dat met tewerkstelling de feitelijke tewerkstelling wordt bedoeld. De tewerkstelling eindigt op het moment dat de verplichting om werkzaamheden te verrichten eindigt. Het laatste tijdvak waarover de werkgever de 30%-regeling kan toepassen is het tijdvak nadat de feitelijke werkzaamheden van de werknemer zijn beëindigd. Dat betekent dat het laatste tijdvak waarin de werkgever de 30%-regeling kan toepassen februari 2017 is. Op een (na)betaling in maart 2017 kan de werkgever de 30%-regeling daarom niet meer toepassen (vergelijk art. 10 ea Uitv besl LB). Het hof verklaart het beroep van de werknemer ongegrond.
Wet: art. 31a Wet LB 1964 en art. 10ea Uitv besl LB, art. 3.81 en 3.84 lid 1 Wet IB 2001
Verdiepingscursus Internationale aspecten loonheffing
Loonheffingenspecialist mr. Hans de Vries zoomt in op de internationale aspecten van de loonheffingen. Daarbij onder meer aandacht voor belastingplicht van niet in Nederland wonende werknemers, inhoudingsplicht voor niet in Nederland gevestigde werkgevers, internationale sociale zekerheid, de internationale aspecten van de werkkostenregeling en de 30%-regeling. Ook komen praktische zaken aan de orde die een rol spelen in de loonadministratie voor grensoverschrijdende werknemers en besteedt hij aandacht aan de salary split.
Geef een reactie