Onder omstandigheden kan loon uit dienstbetrekking kwalificeren als winst uit onderneming. Hiervoor is nodig dat een nauwe samenhang bestaat tussen de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en de ondernemersactiviteiten. Bovendien moeten de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden in het geheel bezien een ondergeschikte plaats innemen.
Een architect genoot winst uit onderneming. In 2015 ging de architect een arbeidsovereenkomst aan met een stichting. Zij trad in dienst in de functie van bouwkundig projectleider. De vrouw gaf aan in 2015 1.569,5 uur te hebben besteed aan haar onderneming, waarvan 1.295,5 uur betrekking had op de werkzaamheden voor de stichting. De inspecteur corrigeerde de aangegeven winst uit onderneming. In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is of de vrouw de ontvangen bedragen van de stichting mocht aanmerken als winst uit onderneming.
Geen nauwe samenhang werkzaamheden
De vrouw gaf aan dat het de bedoeling was om de werkzaamheden voor de stichting als zelfstandige uit te voeren. De stichting ging daar echter niet mee akkoord. Daarom moeten volgens de vrouw de loonopbrengsten worden aangemerkt als te zijn geabsorbeerd door haar onderneming. Het hof geeft aan dat loon ondanks de rangorderegeling mogelijk toch behoort tot de winst uit onderneming. Daarvoor is dan wel vereist dat een nauwe samenhang bestaat tussen de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en de werkzaamheden verricht als ondernemer. Bovendien moeten de verrichte werkzaamheden in dienstbetrekking in het geheel van de ondernemersactiviteiten een ondergeschikte plaats innemen. Het hof vindt dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Zij heeft geen feiten of omstandigheden aangegeven waaruit blijkt dat tussen de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en de ondernemersactiviteiten een nauwe samenhang bestaat. Bovendien kan niet worden gezegd dat de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden in het geheel van de ondernemersactiviteiten in 2015 een ondergeschikte plaats hebben ingenomen. De vrouw heeft geen recht op ondernemersaftrek.
Wet: art. 2.14, 3.2 en 3.80 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 januari 2020 (gepubliceerd 17 januari 2020), ECLI:NL:GHARL:2020:255
Geef een reactie