Voor de vraag of op balansdatum een herinvesteringsvoornemen is, is het feit dat de verkoopopbrengsten niet voor herinvestering beschikbaar zijn, niet doorslaggevend. Dan is men echter aangewezen op externe financiering. Van een reëel herinvesteringsvoornemen kan dan alleen sprake zijn als men ook externe financiering kan krijgen.
Een moedermaatschappij had met haar dochtermaatschappijen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De activiteiten van het concern bestonden voornamelijk uit het financieren van ondernemingen en het verhuren van bedrijfspanden met name aan horecaondernemers. Door negatieve resultaten gedurende een aantal jaar, kreeg het concern de opdracht haar panden te verkopen en met de opbrengst de leningen van de bank af te lossen. Ook betaalde het concern met de opbrengst een grote schuld aan de Belastingdienst. Met de verkoopopbrengst van de panden realiseerde het concern boekwinsten.
Geen reëel herinvesteringsvoornemen
Bij Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of het concern voor de boekwinsten op de panden een herinvesteringsreserve mocht vormen. Ook een kasverschil en gemaakte verbouwingskosten zijn in geschil. Voor de jaren 2010 en 2011 oordeelt het hof dat de moedermaatschappij geen herinvesteringsreserve (HIR) kan vormen. Het concern heeft de panden in opdracht van banken verkocht. De verkoopopbrengsten van de panden zijn gebruikt om de hypothecaire schulden af te lossen en een belastingschuld. Voor herinvestering in nieuwe panden is zij volledig aangewezen op externe financiering. Door het hoge verlies en het negatieve werkkapitaal was een herinvestering in 2010 en 2011 niet realiseerbaar. Ook ontbraken concrete plannen voor een herinvestering of het verkrijgen van een financiering.
Voor 2012 wel een reëel herinvesteringsvoornemen
Voor het jaar 2012 accepteert het hof de vorming van de HIR wel. Redenen daarvoor zijn: de hoogte van de gerealiseerde boekwinsten van € 276.977, de omvang van het werkkapitaal van € 93.536, de mogelijkheid van financiering door de vader van de dga en de koopprijzen van de individuele panden (maximaal € 275.000).
Onttrekking en niet aantoonbare verbouwingskosten
Het hof oordeelt dat de moedermaatschappij voorwaardelijke opzet heeft gepleegd. Het is namelijk aan haar te wijten dat te weinig belasting is geheven door het ten laste van de winst brengen van een kasverschil van € 120.000. De winst van de moedermaatschappij wordt gecorrigeerd. Bovendien krijgt de moedermaatschappij een vergrijpboete hiervoor. De inspecteur heeft de afschrijving op de geactiveerde verbouwingskosten terecht geweigerd. De moedermaatschappij heeft de omvang van de kosten niet aannemelijk kunnen maken.
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 september 2020 (gepubliceerd 18 september 2020), ECLI:NL:GHARL:2020:7160, 18/00745, 18/00746 en 18/00747
Geef een reactie