Volgens rechtbank Gelderland komen orthopedische maatvoetbedden in beginsel niet in aanmerking voor het verlaagde btw-tarief. Dit is anders als ze specifiek bedoeld zijn om ontbrekende delen van de voet aan te vullen en scheefgroei van tenen te corrigeren of te voorkomen.
Een ondernemer vervaardigt orthopedische voetbedden. Deze betreffen specifiek voor de voet van een individuele patiënt gemaakte voetbedden door een orthopedisch technoloog. In deze voetbedden is een oplossing aangebracht voor ondersteuning van de voet. Het zijn orthopedische voetbedden die, onder meer, worden vervaardigd vanwege verloren gegane weefselstructuren zoals bot- en/of gewrichtsstructuren, pees en/of spierweefsel alsmede bindweefsel en/of huidweefsel. Het orthopedisch voetbed is een hulpmiddel dat men los in de schoen draagt.
Recht op verlaagd btw-tarief niet aangetoond
Bij rechtbank Gelderland is in geschil of de ondernemer recht heeft op het lage btw-tarief. Volgens de ondernemer zijn orthopedische maatvoetbedden vergelijkbaar met orthesen die wel onder het verlaagde tarief vallen. De rechtbank is het hier niet mee eens. De rechtbank benadrukt dat de wetgever een beperkte strekking van de tabelpost a-35 (levering van orthopedisch schoeisel en onderdelen daarvoor) heeft beoogd. Alleen orthopedische voetbedden die een aanvulling vormen op ontbrekende delen van de voet en scheefgroei van tenen corrigeren vallen onder het lage tarief. De ondernemer moet dat aantonen om het lage btw-tarief te mogen toepassen. Dat is de ondernemer niet gelukt. De rechtbank heeft verder nog geoordeeld dat er geen schending is van het neutraliteitsbeginsel. Er is geen sprake van soortgelijke goederen die ongelijk worden behandeld.
Wet: art. 9 Wet OB 1968 en tabelpost a-35 (levering van orthopedisch schoeisel en onderdelen daarvoor)
Geef een reactie