Een pand behoorde tot de huwelijksgemeenschap van in algehele gemeenschap van goederen gehuwde echtelieden. Deze oefenden gezamenlijk een vof uit. Daarbij waren beide partners gerechtigd tot 50% van de overwinst. Volgens Hof Den Haag is dan geen sprake van een terbeschikkingstelling van een pand door de ene echtgenoot aan de andere.
Een echtpaar oefende in firma-verband een brood- en banketbakkersbedrijf uit. Het echtpaar was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoorde een pand. Dit pand bestond uit een bovenwoning, waarvan de kamers werden verhuurd aan studenten. De benedenverdieping bestond uit een winkelgedeelte met werkplaats/magazijn. Het pand was niet gesplitst. Er was een gemeenschappelijke sanitaire ruimte aanwezig. De bovenverdieping was alleen met een trap vanuit het magazijn bereikbaar.
Het geschil bij het hof
In geschil bij Hof Den Haag is of op het ondernemingsgedeelte van het aandeel van een echtgenoot in het pand de tbs-regeling van toepassing is. Niet meer in geschil is dat het pand keuzevermogen is en dat de echtelieden het volledige pand tot het privévermogen mochten rekenen.
Geen tbs op ter beschikking gestelde gedeelte pand
De echtelieden zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Beiden zijn bestuursbevoegd ten aanzien van het pand. Het echtpaar gebruikt het ondernemingsgedeelte van het pand in de gezamenlijk uitgeoefende onderneming in firma-verband. Daarom oordeelt het hof dat de ene echtgenoot niet een gedeelte van het ondernemingsgedeelte van het pand ter beschikking stelt aan de andere echtgenoot volgens de tbs-regeling. Elke echtgenoot gebruikt zijn aandeel in het pand in zijn eigen (subjectieve) onderneming. Elke echtgenoot moet de helft van het ondernemingsgedeelte van het pand tot zijn box 3-vermogen rekenen. Voor het ondernemingsgedeelte van het eigen aandeel in het pand mag iedere echtgenoot een fictieve gebruiksvergoeding in rekening brengen. Die gebruiksvergoeding is aftrekbaar van de winst en bedraagt maximaal het voordeel uit sparen en beleggen (box 3).
Wet: art. 3.17 (lid 1) en art. 3.91 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 20 oktober 2020 (gepubliceerd 2 december 2020), ECLI:NL:GHDHA:2020:2240, BK-19/00653 en Gerechtshof Den Haag 20 oktober 2020 (gepubliceerd 2 december 2020), ECLI:NL:GHDHA:2020:2241, BK-19/00655
Geef een reactie