Door de voorwaarden waaronder een partner geld heeft geleend voor verwerving en verbouwing van de gezamenlijke in eigendom verkregen woning aan zijn partner, is sprake van economische eigendom van de geldverstrekker in de woning. Daardoor voldoen geldverstrekker en zijn partner enkele jaren later niet meer aan de voorwaarden voor vrijstelling overdrachtsbelasting bij overdracht van de gezamenlijke woning aan de geldverstrekker.
Een man en zijn toenmalige partner hebben via een stichting door certificering de eigendom van een monumentale woning. Beide partners hebben een certificaat. Vanwege de verwerving en/of verbouwing van de woning heeft de man € 450.000 ter beschikking gesteld aan de vrouw. Afgesproken is dat de vrouw geen rente hoeft te betalen. Wel is de hoogte van de vordering afhankelijk van de (positieve of negatieve) waardeontwikkeling van de woning. In een tussen de man en zijn partner gesloten vaststellingsovereenkomst staat dat de man 75% heeft betaald van de kosten van verwerving van de woning en daarna gepleegd onderhoud. Omdat de samenleving is beëindigd komen de man en vrouw overeen dat de man via de certificaten de eigendom van de woning krijgt. De Belastingdienst legt naar aanleiding daarvan een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op.
Het geschil
Bij rechtbank Noord-Holland is in geschil of de verkrijging van de woning door de man is vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
Door voorwaarden geldlening verkrijging economische eigendom
Er geldt een vrijstelling overdrachtsbelasting bij samenwoners bij toedeling van een gezamenlijke woning aan een van hen. Daarvoor moet een samenwoner minimaal 40% van de eigendom hebben. Voor de gerechtigheidsverdeling is niet alleen de juridische gerechtigheid relevant, maar ook de economische gerechtigheid. Voor de rechtbank staat vast dat de man een vordering heeft gehad op zijn ex-partner ter hoogte van 25% van de waarde van de certificaten (woning). De rechtbank ziet in de vordering van de man op de vrouw niet een louter geldelijke aanspraak maar een tot economisch eigendom leidend direct belang bij de certificaten. Ook zijn door de gemaakte afspraken iedere waardestijging of -daling van de certificaten economisch voor rekening en risico van de man gekomen. Daarmee heeft de man naast zijn 50% juridische eigendom ook nog 25% economische eigendom van de certificaten. De rechtbank concludeert dat daardoor de vrijstelling overdrachtsbelasting niet van toepassing is. Door de vordering heeft de man 75% en de vrouw 25% van de economische eigendom van de woning (gehad).
Geef een reactie