Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een verzuimboete van € 4.920 terecht is opgelegd. De dga heeft vanaf 2001 tot en met 2014 zijn aangiften inkomstenbelasting niet dan wel niet tijdig ingediend.
Een 69-jarige dga houdt in 2015 aandelen in diverse vennootschappen. De dga is accountant en verricht zijn werkzaamheden namens de vennootschappen. Op 28 februari 2016 heeft de dga een uitnodiging gehad om zijn aangifte inkomstenbelasting 2015 in te dienen. Op 4 november 2016 ontvangt hij hiervoor een aanmaning. De aangifte had uiterlijk op 18 november 2016 ingeleverd moeten zijn. De dga verstuurt zijn aangifte op 6 december 2016. De Belastingdienst legt een aanslag op, waarbij de Belastingdienst afwijkt van de aangifte. De dga maakt buiten de bezwaartermijn om bezwaar. De Belastingdienst merkt dit aan als verzoek om ambtshalve teruggave.
Geschilpunten
Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is het in aanmerking genomen gebruikelijk loon in geschil alsmede de verzuimboete.
Vereiste aangifte inkomstenbelasting niet gedaan
De aangifte is na de uiterste datum die in de aanmaning stond ingediend. Daarmee is de vereiste aangifte niet gedaan. Dat betekent dat de bewijslast wordt verzwaard en omgekeerd. De dga heeft bevestigd dat hij werkzaamheden voor zijn vennootschap heeft verricht. Dus is op hem de regeling van het gebruikelijk loon (art. 12a Wet LB) van toepassing. Met de stelling dat een deel van de omzet van de vennootschap toegerekend zou moeten worden aan een eenmanszaak, heeft de dga niet het vereiste tegenbewijs geleverd dat hij een lager gebruikelijk loon in aanmerking moet nemen dan € 44.000 (bedrag 2015).
Gevolgen stelselmatig niet of te laat indienen van de aangifte
De dga meent dat het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting hem niet kan worden verweten. Voor het opleggen van een verzuimboete is echter niet vereist dat sprake is van opzet of grove schuld. Dat de dga op 19 april 2018 een herseninfarct heeft gehad vindt de rechtbank niet relevant. Dat is immers lang na het verstrijken van de in de aanmaning gestelde termijn. Verder vindt de rechtbank ook dat de boete passend en geboden is, aangezien de dga van 2001 tot en met 2014 zijn aangiften niet of niet tijdig heeft ingediend.
Wet: art. 9 AWR, art. 27e AWR, art. 67a AWR en art. 12a Wet LB
Geef een reactie