Drs. Michiel Hennevelt geeft een precommentaar op een arrest van de Hoge Raad waarin de Hoge Raad zegt dat het onaanvaardbaar is dat de belastingrente wordt berekend over een periode waarin de Belastingdienst al heeft beschikt over het belastingbedrag. Hierdoor zou de regeling van de belastingrente afwijken van de regeling van de verzuimrente in de Awb en de fiscale wetgever heeft met de belastingrente juist willen aansluiten bij de verzuimrenteregeling in de Awb.
Aan een bv is op 30 januari 2016 een (eerste) voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2016 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 12,8 miljoen. De bv heeft deze voorlopige aanslag in 2016 betaald. Op 24 maart 2018 is een tweede voorlopige aanslag opgelegd vanwege de ingediende aangifte vennootschapsbelasting. Die aangifte heeft in een teruggave geresulteerd van € 344.593. Na het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting heeft de Belastingdienst bij de bv een boekenonderzoek ingesteld. De bv heeft opnieuw aangifte vpb 2016 gedaan vanwege het boekenonderzoek. Door de herziene aangifte vennootschapsbelasting heeft de bv een derde voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2016 gehad. Op die aanslag stond een te betalen bedrag van € 14.478. Daarover is € 1.553 aan belastingrente berekend.
Regeling belastingrente gebaseerd op verzuimrenteregeling in Awb
De Hoge Raad heeft de hofuitspraak vernietigd. Letterlijke toepassing van de belastingrenteregeling leidt ertoe dat over een belastingaanslag ook belastingrente wordt berekend over een periode waarin de Belastingdienst al heeft beschikt over het belastingbedrag vanwege een voorlopige aanslag die eerder is opgelegd. Dit gevolg is onaanvaardbaar. Dat zou immers leiden tot een onverklaarbare afwijking van de regeling over verzuimrente in de Awb, waarbij de fiscale wetgever heeft willen aansluiten. Deze regeling veronderstelt namelijk een nog niet betaalde hoofdsom en te compenseren renteschade. Hoofdsom en renteschade ontbreken echter voor zover het betreft de periode dat de Belastingdienst beschikte over het verschuldigde belastingbedrag. De berekening van de belastingrente dient daarom beperkt te worden tot de periode 25 maart 2018 tot en met 3 november 2018. De Hoge Raad merkt voorts nog op dat de Belastingdienst belastingrente wel mag berekenen over de periode tussen de dagtekening van een aanslagbiljet en de uiterste datum waarop de desbetreffende belastingaanslag moet zijn betaald. Ook als die aanslag vóór het einde van de betaaltermijn is betaald.
Wet: art. 30fb AWR
Bron: Hoge Raad 18 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1673, 21/00170
Precommentaar drs. Michiel Hennevelt
Taxence vroeg drs. Michiel Hennevelt om een precommentaar.
“Met het arrest van de Hoge Raad is de compensatiegedachte (alleen rente als de Belastingdienst ook echt wat heeft gemist) weer een beetje terug in de belastingrenteregeling, wat voor veel belastingplichtigen en fiscalisten rechtvaardig zal voelen. Toch is wel kritiek mogelijk op de motivering die de Hoge Raad geeft, met name op zijn lezing van de wetsgeschiedenis. Bovendien zal het interessant zijn om te zien of dit arrest nog impact zal hebben op de momenteel aanhangige Fiscale verzamelwet 2023, waarin een wettelijke regeling wordt voorgesteld voor gevallen zoals nu beslist door de Hoge Raad, die op punten echter weer afwijkt van de benadering waarvoor de Hoge Raad heeft gekozen.”
Binnenkort verschijnt een uitgebreid commentaar van drs. Michiel Hennevelt in het NTFR. Nog geen abonnee? Klik dan hier om 3 maanden kennis te maken met NTFR.
Geef een reactie