Hof Den Haag heeft geoordeeld dat een vrijgesteld pensioen van de Europese Investeringsbank geen invloed heeft op de hoogte van de ouderenaftrek. De drempel voor aftrekbare giften wordt wel hoger door het vrijgestelde pensioen van de Europese Investeringsbank.
Een voormalige werknemer van de Europese Investeringsbank (EIB) is woonachtig in Nederland en ontvangt een pensioen van de EIB. Dit pensioen is in Nederland vrijgesteld. De inspecteur neemt dit vrijgestelde pensioen in aanmerking bij zowel de giftenaftrek als bij de bepaling van de ouderenkorting.
Procedure bij Hof Den Haag
Bij het hof is in geschil of de hoogte van het EIB-pensioen van invloed is op de aftrekbare giften en op de toegekende ouderenkorting.
Vrijgesteld pensioen vermindert giften
Ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie zijn onderworpen aan een belasting ten bate van de Unie. Dat geldt ook voor werknemers van de EIB. Dat betekent dat een lidstaat geen belasting mag heffen over dit vrijgestelde inkomen. Voor belastingverminderingen geldt echter dat wel rekening mag worden gehouden met het vrijgestelde inkomen. Het vrijgestelde inkomen verlaagt aldus de giftenaftrek. Daardoor wordt de voormalig werknemer van de EIB niet zwaarder belast of gediscrimineerd ten opzichte van andere belastingplichtigen die niet de status van ambtenaar of ander personeelslid van de Europese gemeenschappen hebben.
Ouderenkorting niet beïnvloed door vrijgesteld pensioen
Anders dan de inspecteur stelt, hoeft voor de hoogte van de ouderenkorting geen rekening te worden gehouden met het ontvangen EIB-pensioen. De ouderenkorting maakt volgens het hof deel uit van de tariefstructuur. Dan leidt het in aanmerking nemen van het EIB-pensioen voor de bepaling van de hoogte van de ouderenkorting tot een belastingheffing die in strijd komt met artikel 12 en artikel 21 van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Immers door het in aanmerking nemen van het EIB-pensioen krijgt de voormalig werknemer van de EIB minder ouderenkorting en moet hij meer belasting betalen.
Wet: art. 6.39 en art. 8.17 Wet IB 2001
Geen beroep in cassatie
De staatssecretaris heeft besloten geen beroep in cassatie in te stellen. Hij is het eens met het standpunt van het hof dat net als de algemene heffingskorting, de ouderenkorting deel uitmaakt van de tariefstructuur van de Wet IB 2001. Daarvan uitgaande leidt het in aanmerking nemen van het EIB-pensioen van belanghebbende voor de hoogte van de ouderenkorting tot een met de artikelen 12 en 21 van het protocol strijdige belastingheffing. Door het in aanmerking nemen van het EIB-pensioen komt belanghebbende namelijk in aanmerking voor een lagere ouderenkorting en betaalt hij derhalve meer inkomstenbelasting.
Geef een reactie