Heeft een bv al ten minste vijf jaar een materiële onderneming voor de datum van schenking van de certificaten van aandelen? Dan is voor toepassing van de BOR niet relevant hoe het vermogen van die onderneming in de afgelopen vijf jaren tot stand is gekomen.
Een broer en zus ontvingen in 2014 van hun vader als schenking ieder 20% van de certificaten van aandelen in een holding. Voor vader vormden de certificaten een aanmerkelijk belang. De holding hield indirect 55% van de aandelen in een bv. Deze bv dreef een materiële onderneming. In 2013 kocht deze bv alle activa en passiva van een andere bv, die activa en passiva vormde een materiële onderneming.
Is BOR van toepassing?
In geschil bij de Hoge Raad is of op de schenking de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de Successiewet van toepassing is. Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat de BOR niet van toepassing was op het gedeelte van het vermogen dat was toe te rekenen aan de overgenomen activa en passiva van de bv uit 2013.
Voorwaarden toepassing BOR
De Hoge Raad oordeelt dat bij verkrijging van certificaten in een bv, voor de BOR vereist is dat die bv een materiële onderneming drijft. Ook is een voorwaarde dat die bv ten minste vijf jaar die onderneming heeft gedreven. Het begrip materiële onderneming ziet ook op een gedeelte van een materiële onderneming, als dat gedeelte een zekere zelfstandigheid bevat.
Situatie op tijdstip van schenking is bepalend
Beslissend voor toepassing van de BOR bij verkrijging van certificaten in een bv, is de situatie op het tijdstip van verkrijging. Als op dat moment de bv al ten minste vijf jaar een materiële onderneming drijft, is niet van belang hoe het vermogen in de afgelopen jaren op de schenkingsdatum tot stand is gekomen. Bij verkrijging van ondernemingsvermogen hoeft dus niet te worden onderzocht of en in hoeverre daarin zelfstandige gedeelten zijn te onderscheiden.
In 2013 aangekochte onderneming opgegaan in concern
Het oordeel van de rechtbank dat de aangekochte onderneming in 2013 is opgegaan in het concern, houdt in dat op het moment van schenking de overgenomen onderneming deel uitmaakt van het concern. Dan is dus niet meer van belang of die verkrijging in de vijf jaar voorafgaand aan de schenking is aan te merken als verkrijging van (een deel van) een onderneming. De Hoge Raad beslist dat de broer en zus beiden recht hebben op toepassing van de BOR.
Wet: art. 3.2 Wet IB 2001 en art. 35d SW 1956
Meer informatie: Hoge Raad 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:867 en Hoge Raad 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:993
Geef een reactie