De Hoge Raad herhaalt zijn standpunt dat het onderscheid dat het Besluit proceskosten bestuursrecht maakt voor de proceskostenvergoeding tussen WOZ-zaken en BPM-zaken enerzijds en overige zaken anderzijds discriminatoir is.
In een BPM-zaak heeft Hof Arnhem-Leeuwarden het hoger beroep gegrond verklaard. Daarbij is de proceskostenvergoeding gebaseerd op het lage tarief (€ 541) dat gold per 1 juli 2021 in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
In geschil bij de Hoge Raad
In geschil is of de proceskostenvergoeding moet worden gebaseerd op punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Bpb per 1 juli 2021. Of dat de proceskostenvergoeding moet worden gebaseerd op punt 2 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Bpb, omdat het onderscheid dat in de bijlage bij het Bpb wordt gemaakt discriminatoir is.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad heeft de uitspraak van over de proceskosten van het hof vernietigd. Daarbij verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752 (NTFR 2022/2490). Het onderscheid tussen WOZ- en BPM-procedures aan de ene kant (€ 541 per punt) en overige fiscale procedures (€ 759 per punt) aan de andere kant is discriminatoir. De regeling die dat onderscheid maakt, moet buiten toepassing blijven. De algemene regel van de waarde per punt van € 759 is daarom van toepassing. De Hoge Raad doet de zaak zelf af. De Hoge Raad kent voor het beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij het hof een proceskostenvergoeding toe naar een waarde per punt van € 759. Dit is de waarde per punt op 9 september 2022, de datum van het arrest.
Wet: art. 8:75 Awb, art. 2 lid 1 letter a Bpb en de bijlage bij het Bpb
In dezelfde zin: Hoge Raad 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1151, 21/04752, Hoge Raad 9 september, ECLI:NL:HR:2022:1152, 21/04753 en Hoge Raad 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1169, 21/04754
Bron: Hoge Raad 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1149, 21/04751
Geef een reactie