De Hoge Raad heeft bevestigd dat het nultarief omzetbelasting terecht is geweigerd. Maar de Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de inspecteur de ondernemer had moeten wijzen op het recht op rechtsbijstand voorafgaand aan de verhoren.
Een bv handelt in auto’s. Zij heeft in 2015 en 2016 auto’s verkocht aan ogenschijnlijk Hongaarse afnemers, maar de auto’s zijn naar Duitsland gegaan. De verkoopfacturen vermelden dus niet de werkelijke afnemers van de auto’s. De inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek het nultarief op de intracommunautaire transacties geweigerd en naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Verder heeft hij vergrijpboetes opgelegd. Deze steunen mede op verklaringen van een bestuurder van de bv. Voordat de bestuurder die verklaringen tijdens twee besprekingen ten overstaan van de inspecteur heeft afgegeven, is hem de cautie gegeven maar is hem niet meegedeeld dat hij recht op rechtsbijstand heeft. Bij de tweede bespreking was de belastingadviseur van de bv aanwezig.
Oordeel hof
Hof Arnhem-Leeuwarden (20 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8130, NTFR 2022/3592) heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht het nultarief heeft geweigerd vanwege fraude. Verder heeft het hof de afgelegde verklaringen buiten beschouwing gelaten, omdat voorafgaand aan de verhoren de bestuurder ook had moeten worden gewezen op zijn recht op rechtsbijstand. Zonder die verklaringen heeft de inspecteur niet doen blijken dat de bv opzet kan worden verweten. Het overige bewijs is wel voldoende voor grove schuld. Het hof heeft de boetes dan ook verminderd tot 25%.
Nultarief terecht geweigerd
Volgens de Hoge Raad kan het nultarief worden geweigerd als volgens objectieve gegevens vaststaat dat btw-fraude is gepleegd of dat de bv had moeten weten dat zij deelnam aan btw-fraude. Voor de bewijsvoering van de objectieve gegevens geldt de normale maatstaf van aannemelijk maken, aldus de Hoge Raad. Op de inspecteur rust dus geen zwaardere bewijslast met betrekking tot het weigeren van het nultarief. Volgens de Hoge Raad heeft het hof voldoende gemotiveerd waarom de bv had moeten weten dat binnen de keten btw-fraude zou worden gepleegd. Het nultarief is daarom terecht geweigerd. Ook heeft het hof kunnen aannemen dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat de bv voor leveringen grove schuld kan worden verweten ter zake van het niet op aangifte betalen van omzetbelasting. Het cassatieberoep van belanghebbende is ongegrond.
Inspecteur moet belastingplichtige attenderen op rechtsbijstand
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatssecretaris wel gegrond. Met het hof is de Hoge Raad van oordeel dat het recht op bijstand van een raadsman ook van toepassing is bij bestuurlijke boetes. Dit betekent dat voorafgaand aan een verhoor door de inspecteur op dat recht moet worden gewezen. Indien dat niet is gebeurd, moet de rechter beoordelen of dit verzuim van dien aard is dat belanghebbende geen behoorlijk proces zou hebben gekregen als van die verklaringen gebruik zou worden gemaakt voor het bewijs voor beboeting. Het hof heeft dit laatste echter miskend, zodat de Hoge Raad de hofuitspraak vernietigt en verwijst. Tot slot merkt de Hoge Raad nog op dat bijstand van een raadsman niet betekent dat bijstand door een advocaat moet worden verkregen. Vereist is slechts dat de bijstandsverlener is staat is om effectieve juridische bijstand te verlenen in de desbetreffende punitieve zaak.
Wet: art. 9 lid 2 onderdeel b Wet OB 1968, Tabel II post a.6 Wet OB 1968, art. 47 AWR, art. 67f AWR, en art. 8:58 Awb
Bron: Hoge Raad 6 september 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1135), 22/04034
Geef een reactie