De Hoge Raad heeft in een overweging ten overvloede de rol van het nemo-teneturbeginsel bij de suppletieplicht toegelicht. Als de Belastingdienst door suppletieplicht van belastingplichtige informatie heeft verkregen, mag deze informatie niet worden gebruikt als bewijs voor het begaan van een beboetbare feit.
Een ondernemer bracht in het tweede kwartaal van 2011 ten onrechte een bedrag van € 209.000 in mindering op de verschuldigde omzetbelasting. De inspecteur had daarvoor in 2015 een vergrijpboete van € 5.000 opgelegd wegens het opzettelijk nalaten van een suppletieaangifte.
Het geschil
Bij de Hoge Raad is in geschil of het hof terecht had geoordeeld dat overschrijding van de redelijke termijn voor behandeling van de zaak aan de ondernemer is te wijten. Daarnaast gaat de Hoge Raad ten overvloede in op het nemo-teneturbeginsel en de suppletieplicht voor de omzetbelasting.
Vernietiging oordeel hof over overschrijding redelijke termijn
De Hoge Raad vernietigt het oordeel van het hof dat de redelijke termijn niet is overschreden. Dat aan een partij uitstel is gegund voor herstel van verzuimen in bezwaar- of beroepschriften, is geen reden om de redelijke termijn te verlengen. Hetzelfde geldt voor het verzoek om uitstel van de zitting. Nu het hof anders heeft beslist, had dit beter moeten worden gemotiveerd. Het verwijzingshof moet ook onderzoeken of de termijnoverschrijding bij de Hoge Raad tot een verdere vermindering van de boete leidt.
Suppletieplicht en nemo-teneturbeginsel
Hof Den Haag vond de boete terecht. De verplichting om de suppletie te doen, leverde geen schending van het nemo-teneturbeginsel op volgens het hof. De Hoge Raad laat dat oordeel in stand omdat de cassatiemiddelen niet daartegen zijn gericht. Voor de rechtsontwikkeling gaat de Hoge Raad hier nog wel ten overvloede op in. De Hoge Raad merkt op dat het nemo-teneturbeginsel niet aan het opleggen van een bestuurlijke boete in de weg staat als de belastingplichtige de mededelingsplicht van art. 10a AWR niet nakomt. De informatie die de Belastingdienst daarmee verkrijgt, mag de Belastingdienst echter niet gebruiken voor het bewijs dat een beboetbaar of strafbaar feit is begaan.
Wet: art. 10a en 67f, lid 1 AWR en art. 15 Uitv besl OB
Bron: Hoge Raad 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1351, 19/01550
Geef een reactie