Een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt als men kan aantonen dat sprake is van gevoerd beleid met het oog op begunstiging. Het gelijkheidsbeginsel is ook van toepassing als in een meerderheid van met belanghebbende vergelijkbare gevallen bij looninkomsten ook sprake is van winst uit onderneming.
Een actrice genoot in een jaar loon van een stichting en een uitkering van het UWV. De actrice gaf deze inkomsten aan als winst uit onderneming. De inspecteur was het hier niet mee eens en corrigeerde de aangifte.
Het gelijkheidsbeginsel
De actrice is bij Hof Amsterdam van mening dat haar inkomsten van de stichting winst uit onderneming is. Zij beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Het hof is het daar niet mee eens. De actrice heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt dat medewerkers van de Belastingdienst hebben gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. In geen van de gevallen van een dienstbetrekking is aangetoond dat de daaruit voortvloeiende inkomsten in strijd met het recht als winst uit onderneming is aangemerkt. Ook is niet aangetoond dat sprake is van gevoerd beleid met het oogmerk van begunstiging. Evenmin dat in een meerderheid van de met de actrice vergelijkbare gevallen de inkomsten wel als winst kwalificeerden. De door de actrice genoemde andere acteurs hebben namelijk steeds meerdere opdrachtgevers en ontvangen ook hoofdzakelijk hun inkomen van andere opdrachtgevers dan de stichting. Zij zijn daarom niet vergelijkbaar met de actrice.
Wet: art. 3.4 Wet IB 2001
Geef een reactie