Bij een geruisloze omzetting van een IB-onderneming in een bv, verhoogt de landbouwvrijstelling de verkrijgingsprijs van de aandelen. Een kopersvoordeel bij aankoop van landerijen valt niet onder de landbouwvrijstelling. Daarom komt deze in mindering op de verkrijgingsprijs van de aandelen bij de omzetting.
Een man exploiteerde in maatschapsverband samen met zijn echtgenote en zijn zoon een akkerbouwbedrijf. In 2007 pachtte de maatschap twee percelen landbouwgrond van een derde. In 2010 kregen de man en zijn zoon de percelen in eigendom. Vervolgens droegen zij deze over aan de maatschap. In 2015 brachten de man en zijn echtgenote hun aandelen in de maatschap geruisloos in, in een bv. De inspecteur stelde de verkrijgingsprijs van de aandelen van de man lager vast. De agrariër is het niet eens met de beschikking.
Het geschil
Bij Rechtbank Noord-Holland is de verkrijgingsprijs in geschil. Meer specifiek of met de verkrijging van de percelen door de maatschap een voordeel is genoten ter grootte van het verschil tussen het betaalde bedrag en de getaxeerde waarde. Als er een voordeel is genoten, komt dit voordeel dan op grond van de landbouwvrijstelling in mindering op de verkrijgingsprijs van de aandelen in de bv.
Inspecteur heeft waarde percelen aannemelijk gemaakt
De rechtbank constateert dat op 21 juni 2010 de percelen zijn geleverd aan de man en zijn zoon voor € 575.000. Vervolgens zijn de percelen ingebracht in de maatschap voor € 575.000. De taxateur van de Belastingdienst heeft de waarde in het economische verkeer van de percelen vastgesteld op € 754.209. Bij inbreng in de maatschap is een vermogenswinst van € 179.209 behaald. De rechtbank is het eens met de taxatiewaarde van de percelen door de Belastingdienst. De vraag is of deze vermogenswinst volgens de landbouwvrijstelling bij realisatie vrijgesteld is.
30% waardeverandering in drie jaar tijd onaannemelijk
Vanaf april 2007 tot juli 2010 hebben de maten de percelen van een derde gepacht. Ook is niet aannemelijk dat de risico’s van verlies en waardeveranderingen gedurende die periode voor rekening van de maten kwamen. De man heeft volgens de rechtbank daarom niet aangetoond dat hij vanaf 2007 al de economische eigendom van de percelen had. Ook verder komt het de rechtbank niet geloofwaardig voor dat de waarde in het economische verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de percelen in de periode van april 2007 tot juli 2010 met 30% (van €575.000 in 2007 naar €754.209 in 2010) is gestegen. De waardeverandering van de percelen valt volgens de rechtbank bij realisatie niet onder de landbouwvrijstelling. De rechtbank oordeelt daarom dat de waardeverandering in mindering moet komen op de verkrijgingsprijs van de aandelen.
Wet: art. 3.12, 3.65 en 4.36 Wet IB 2001
Online cursus fiscaal agrarische actualiteiten
Drs. Petrus Zijlstra praat u bij over de actuele stand van zaken op fiscaal agrarisch gebied. U beschikt over voldoende kennis over de landbouwvrijstelling, de BOR, fiscale problematiek omtrent zonneweides en hybride structuren en u kunt een vertaalslag maken naar de dagelijkse praktijk.
Geef een reactie