Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de regel dat een ambtshalve verzoek tijdig is ontvangen door de Belastingdienst als het na vijf jaar na afloop van het belastingjaar is ingediend, maar binnen een week daarna is ontvangen, niet geldt. Deze regel geldt alleen voor bezwaar- en beroepschriften.
Een man krijgt met dagtekening 3 augustus 2016 aanslagen IB/PVV en Zvw over het jaar 2014. De termijn voor het indienen van verzoeken om ambtshalve verminderingen eindigt op 1 januari 2020. Per brief met dagtekening 30 december 2019 wordt namens de man verzocht om ambtshalve verminderingen van voornoemde aanslagen. De inspecteur ontvangt het verzoek op 2 januari 2020. In 2022 is de man overleden.
Geschil
Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen 2014 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook hebben de erfgenamen van de man verzocht om vergoeding van immateriële schade.
Ontvangst verzoek
De rechtbank oordeelt dat voor het indienen van een verzoek om ambtshalve vermindering een termijn geldt van vijf jaar na afloop van het jaar waarop de aanslag betrekking heeft. De rechtbank constateert dat de envelop een poststempel heeft van 31 december 2019 en gaat er daarom vanuit dat het verzoek op 31 december 2019 is bezorgd. De inspecteur heeft het verzoek echter pas op 2 januari 2020 ontvangen.
Ontvangsttheorie niet van toepassing
De erfgenamen stellen dat het verzoek tijdig is ingediend, omdat het voor afloop van de vijfjaarstermijn is verzonden en binnen een week na afloop van die termijn is ontvangen. De rechtbank overweegt echter dat de regel dat een verzoek tijdig is gedaan als het na afloop van de vijfjaarstermijn maar binnen een week na afloop van die termijn is ontvangen, niet geldt. Die regel geldt alleen voor bezwaar- en beroepschriften.
Vergoeding immateriële schade
Wel hebben de erfgenamen recht op € 2.000 als vergoeding voor immateriële schade. De inspecteur heeft het bezwaarschrift op 7 juni 2020 ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 9 mei 2024. Daarmee is de redelijke termijn met 24 maanden overschreden.
Wet: art. 6:9 lid 2 Awb, art. 9.6 Wet IB 2001 en art. 45aa Uitv reg IB 2001
Geef een reactie