Hof Amsterdam oordeelt aan de hand van de criteria uit het Deliveroo-arrest dat Mediahuis en de kranten-depothouders een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.
In 2019 besluit Mediahuis zelf tot distributie van NRC per eind april 2020 over te gaan. NRC wordt in de middag bezorgd. Veel depothouders zijn vervolgens een (nieuwe) overeenkomst van opdracht aangegaan met Mediahuis. In 2021 hebben Mediahuis en DPG vanwege stijgende kosten besloten hun kranten Parool en NRC niet langer in de middag te bezorgen, maar dat tegelijkertijd in de ochtend met de andere kranten te doen. Door het vervallen van de middagbezorging heeft Mediahuis diverse overeenkomsten met depothouders opgezegd.
Het geschil
Bij hof Amsterdam willen de depothouders een verklaring voor recht dat de overeenkomsten tussen Mediahuis en de depothouders hebben te gelden als arbeidsovereenkomst.
Feitelijk zijn de overeenkomsten arbeidsovereenkomsten
Het hof betrekt in zijn beoordeling de criteria die de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:443) in het Deliveroo-arrest heeft gegeven. Er is sprake van een schriftelijke overeenkomst van opdracht. Echter deze overeenkomst is door Mediahuis opgesteld en er is niet over onderhandeld. De depothouders hebben langdurig en tegen een laag tarief rond het minimumloon eenvoudige werkzaamheden verricht. Deze werkzaamheden zijn echter essentieel voor Mediahuis en raken de kerntaken van Mediahuis. Daarbij hebben de depothouders in de praktijk weinig vrijheid gehad, noch voor de werktijden noch voor de wijze waarop zij hun werkzaamheden inrichten. In theorie zijn de depothouders verantwoordelijk voor verschillende hulppersonen, maar op verschillende manieren heeft Mediahuis in vergaande mate invloed uitgeoefend op de werkwijze van de depothouders.
Werkelijkheid anders dan overeengekomen
Op papier kunnen de depothouders zich laten vervangen. In de praktijk is dit echter niet mogelijk vanwege de wijze waarop de processen van Mediahuis zijn ingericht. Ook hebben de depothouders geen andere opdrachtgevers en lopen zij nagenoeg geen financiële risico. Van echt ondernemerschap is dan ook geen sprake. Het hof oordeelt dan ook dat Mediahuis en de depothouders geen overeenkomsten van opdracht hebben gesloten, maar arbeidsovereenkomsten zijn aangegaan. Omdat deze arbeidsovereenkomsten op onrechtmatige wijze zijn beëindigd, moet Mediahuis aan de depothouders diverse vergoedingen betalen.
Wet: art. 7:400 BW en art. 7:610 BW
Bron: gerechtshof Amsterdam 9 januari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:5, 200.321.493/01
Geef een reactie