Als een crediteur een vordering kwijtscheldt kan de kwijtscheldingswinst onbelast zijn voor de debiteur. Daarvoor is noodzakelijk dat de vordering niet voor verwezenlijking vatbaar was. Het is aan de debiteur aannemelijk te maken dat de vordering niet voor verwezenlijking vatbaar was.
Een vrouw heeft tot en met 2019 een boekenwinkel als franchisenemer. Na het beëindigen van huur- en franchiseovereenkomsten in augustus 2019, beëindigt de vrouw haar onderneming. Dan ontstaat een rekening-courant schuld van €67.200 aan de franchisegever. Die schuld is omgezet in een geldlening. De franchisegever scheldt die lening kwijt. Daardoor behaalt de vrouw kwijtscheldingswinst. In de aangifte inkomstenbelasting doet de vrouw een beroep op de vrijstelling voor kwijtscheldingswinst, maar de inspecteur accepteert de vrijstelling niet.
Het geschil
Bij rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of sprake is van vrijgestelde kwijtscheldingswinst.
Geen kwijtscheldingswinstvrijstelling
De rechtbank oordeelt dat de schuld niet als niet voor verwezenlijking vatbaar wordt beschouwd. De kwijtscheldingswinst is dus belast. Relevant voor het niet toekennen van de kwijtscheldingswinstvrijstelling is het feit dat de franchisegever zich had kunnen verhalen op het privévermogen van de vrouw. De inspecteur heeft bovendien gewezen op de positieve omzetten en winsten gedurende de jaren voorafgaande aan het beëindigen van de activiteiten. Daar komt bij dat er ten tijde van de staking van de onderneming, nog een bedrag van € 33.797 aan liquide middelen op de balans stond. Van niet voor verwezenlijking vatbare rechten is dus geen sprake.
Geef een reactie