Navordering is mogelijk in alle gevallen waarin te weinig belasting is geheven doordat fiscaal partners in de gezamenlijke aangifte beiden meer dan 100% van het saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning hebben aangegeven.
Een man en zijn fiscaal partner wonen vanaf 28 mei 2018 in een woning die aangemerkt wordt als eigen woning. De man heeft op 31 maart 2019 aangifte gedaan over 2018. Naar aanleiding van de ingediende aangifte van de partner verzoekt de inspecteur op 3 september en 30 september 2020 om informatie over de in aftrek gebrachte kosten eigen woning. Op 1 oktober 2020 ontvangt de man zijn definitieve aanslag over 2018 overeenkomstig zijn ingediende aangifte. Op basis van de ontvangen informatie over de kosten eigen woning concludeert de inspecteur dat de man en zijn partner een aantal kosten meerdere malen in aftrek hebben gebracht. De man ontvangt een navorderingsaanslag 2018 vanwege de kosten die ten onrechte in aftrek zijn gebracht.
Geschil
Bij hof Arnhem-Leeuwarden is in geschil of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd.
Geen keuze voor onderlinge verdeling
De definitieve aanslag 2018 van de man is geautomatiseerd vastgesteld zonder inhoudelijke beoordeling. Vaststaat dat de man en zijn partner een totaalbedrag van € 46.635 als rente en kosten van eigenwoningschulden hebben aangegeven. Eveneens staat vast dat van dat bedrag slechts € 21.029 voor aftrek in aanmerking komt. De man en zijn partner hebben in de gezamenlijke aangifte meer dan 100% van het saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning aangegeven. Daardoor is volgens het hof geen sprake van een eigen keuze voor een onderlinge verdeling zodat de inspecteur kan navorderen.
Fair play-beginsel
De man stelt dat het aangifteformulier onduidelijk was waar het de aftrek van kosten bij meerdere hypotheekdelen betreft. De inspecteur heeft daarom het fair play-beginsel geschonden door de gevolgen van die onduidelijkheid niet voor zijn rekening te nemen. Het hof is het hier niet mee eens. Als die informatie onduidelijk is, had de man daarover opheldering moeten vragen bij een deskundige. Omdat de man en zijn fiscaal partner hebben verklaard zich bewust te zijn geweest dat zij mogelijk per saldo een te hoog bedrag aan financieringskosten in hun aangifte hebben verantwoord, kan de inspecteur niet worden verweten het fair play-beginsel te hebben geschonden. Evenmin is het vertrouwens- gelijkheids- of evenredigheidsbeginsel geschonden.
Wet: art. 2.17, art. 3.119a en art. 3.120 Wet IB 2001, art. 3:4 Awb en art. 16 AWR
𝐕𝐢𝐞𝐫 𝐦𝐞𝐭 𝐨𝐧𝐬 25 𝐣𝐚𝐚𝐫 𝐓𝐢𝐣𝐝𝐬𝐜𝐡𝐫𝐢𝐟𝐭 𝐅𝐨𝐫𝐦𝐞𝐞𝐥 𝐁𝐞𝐥𝐚𝐬𝐭𝐢𝐧𝐠𝐫𝐞𝐜𝐡𝐭!
Meld je aan voor het gratis symposium ‘Time for Change’ om samen met ons het 25-jarig bestaan van het Tijdschrift Formeel Belastingrecht te vieren! Het event vindt plaats op donderdag 25 april 2024 aan de Universiteit Leiden.
We gaan op een interactieve en leerzame manier uitdagingen binnen het formele belastingrecht bespreken en zoeken naar oplossingen voor knelpunten.
Of je nu werkzaam bent bij een belastingadvieskantoor, de fiscale advocatuur, de academische wereld, het Ministerie van Financiën/Justitie, de rechterlijke macht, de Belastingdienst of een student bent, iedereen is van harte welkom! Bovendien, NOB/RB/NOVA leden kunnen ook drie opleidingspunten (3 PE in aanvraag) verdienen.
Mis deze unieke kans niet om van gedachten te wisselen met experts uit het veld en je netwerk uit te breiden.
Geef een reactie