Wordt in een echtscheidingsconvenant overeengekomen dat de ene partner een bedrag aan rente voor de andere partner betaalt vanwege een dringende verplichting van moraal en fatsoen? Dan drukt die rente niet op die andere partner.
Na in 1997 aanvankelijk in algehele gemeenschap van goederen te zijn gehuwd, kwamen een man en vrouw in 2000 huwelijkse voorwaarden overeen. Deze hielden een algehele uitsluiting van gemeenschap in. In 2008 kocht de vrouw een landgoed met daarop een landhuis en een woonhuis. De vrouw verstrekte hypothecaire zekerheid op het landhuis van € 2,7 miljoen en € 300.000 op de woning. Het echtpaar ging in het landhuis wonen. In 2012 scheidde het stel. De vrouw bleef in het landhuis wonen. In het echtscheidingsconvenant kwamen de man en vrouw overeen dat de man maandelijks € 12.000 aan de vrouw moest betalen. Daarvan was € 6.000 alimentatie en € 6.000 rente die de man vanwege een dringende verplichting van moraal en fatsoen aan de vrouw betaalde.
Het geschil
In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is de kwalificatie van het woonhuis en de vraag of de rente voor de vrouw volledig aftrekbaar is.
Woonhuis in bruikleen gegeven
Derden hadden het woonhuis van de vrouw in bruikleen gekregen. Daarbij was de afspraak gemaakt dat de bewoners geen huur hoefden te betalen, maar dat ze wel het woonhuis onderhielden. Het hof oordeelt dat onder die omstandigheden de bewoners geen kraakwacht zijn. En dat de woning daarom niet aan de vrouw als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan.
Rentekosten drukken niet volledig op de vrouw
Het hof komt verder tot het oordeel dat de aangegane leningen volledig aan de vrouw zijn toe te rekenen. De rentekosten drukken echter niet volledig op de vrouw voor zover de rente niet is voldaan uit de door de vrouw ontvangen alimentatie van € 6.000. De ex-echtgenoot heeft namelijk het meerdere van die rente aan de bank voldaan vanwege een dringende verplichting uit moraal en fatsoen. Daarbij maakt het niet uit dat de betaling van die rente via de en/of rekening is gegaan. Van de betaalde rente door de vrouw van € 140.458 is € 63.207 aftrekbaar. Tot slot oordeelt het hof dat de vrouw de volledige aan het woonhuis toerekenbare deel van de lening, zijnde € 300.000, als schuld in box 3 kan opnemen.
Wet: art. 3.111 en 3.120 Wet IB 2001
Geef een reactie