Kamerleden Kops en Mulder hebben op 23 februari 2022 een voorstel gedaan om het btw-tarief op aardgas, elektriciteit en stadsverwarming te verlagen van 21% naar 0%. De NOB reageert daarop en stelt voor het onderscheid zakelijk en niet-zakelijk te laten vervallen. De NOB constateert ook dat het voorstel onverenigbaar is met de Btw-richtlijn.
Het wetsvoorstel maakt een onderscheid tussen zakelijk en niet-zakelijk gebruik. Voor het begrip zakelijk vindt de NOB het logischer om voor het ondernemingsbegrip aan te sluiten op de definitie in de Btw-richtlijn en de Wet OB 1968 in plaats van de Wet belastingen op milieugrondslag. Ondernemers kunnen in beginsel de btw op kosten terugvragen. Dat geldt niet voor vrijgestelde ondernemers. Ook die hebben met gestegen energiekosten te maken. De NOB is van mening dat er geen bezwaar bestaat tegen toepassing van het nultarief door ondernemers die vrijgestelde prestaties verrichten. Bovendien is het administratief eenvoudiger voor energieleveranciers om altijd hetzelfde btw-tarief toe te passen, in plaats van onderscheid te moeten maken. Het is daarom beter om de eis van niet-zakelijk gebruik te laten vervallen.
Btw-richtlijn kent geen nultarief voor energie
Het hanteren van een nultarief voor aardgas en elektriciteit is onverenigbaar met de Btw-richtlijn. Alleen als er al andere landen zijn die op 1 januari 2021 een nultarief hebben toegepast op aardgas en elektriciteit, kan Nederland een nultarief invoeren. Informatie over de toepassing van het nultarief door andere landen is nog niet bekend.
Hoe komt btw-verlaging daadwerkelijk bij huishouden?
De terugwerkende kracht van het voorstel naar 1 januari 2022 levert ook praktische problemen op. Er is namelijk geen regeling die ervoor zorgt dat de btw-verlaging ook daadwerkelijk toekomt aan de huishoudens. De NOB adviseert het kabinet daarom een bepaling op te nemen die ervoor zorgt dat alle huishoudens het verschuldigde btw-bedrag kunnen terugkrijgen over de periode vanaf 1 januari 2022 tot en met de datum van publicatie van het wetsvoorstel in het Staatsblad .
Problemen nultarief bij energieleveranties
Omdat energieleveranties doorlopende prestaties zijn, is het btw-tarief afhankelijk van het moment waarop een factuur wordt uitgereikt. Vooruitbetaalde energiekosten in 2021 voor 2022 en achteraf betaalde kosten over 2022 in 2023 vallen onder het hoge algemene tarief. Worden de kosten in 2022 in rekening gebracht of worden kosten over 2023 in 2022 gefactureerd, dan geldt het nultarief. De NOB vraagt zich af of dit de bedoeling is en geeft in overweging te bekijken welke overgangsmaatregelen noodzakelijk zijn.
Bron: NOB, 10 mei 2022
Geef een reactie