Voor het aannemen van winst als een bron van inkomen is deelname aan het economisch verkeer, een subjectieve en objectieve voordeelsverwachting vereist. Als sprake is van verliesgevende activiteiten berust de bewijslast voor het bestaan van een bron van inkomen bij de belastingplichtige.
Een man had zich bij de Kamer van Koophandel als ondernemer ingeschreven. Zijn activiteiten bestonden uit het aanbieden van technische oplossingen gericht op fysieke beveiliging. De omzetten bedroegen nihil of nagenoeg nihil. De inspecteur stelde een boekenonderzoek in en daarin was de conclusie dat geen sprake was van een bron van inkomen. Bij het opleggen van de aanslagen 2016 en 2017 week de inspecteur af van de aangifte en corrigeerde hij de winst uit onderneming.
In geschil
Bij Rechtbank Noord-Holland is in geschil of de inspecteur voor 2016 een navorderingsaanslag kon opleggen en of sprake is van winst uit onderneming.
Geen nieuw feit
Voor het opleggen van een navorderingsaanslag is een nieuw feit vereist. De primitieve aanslag 2016 heeft een dagtekening van 30 augustus 2019, de navorderingsaanslag is gedateerd 21 september 2019. Het controlerapport van het boekenonderzoek is gedateerd 19 augustus 2019. Vaststaat dat zowel de primitieve als de navorderingsaanslag zijn opgelegd na afronding van het boekenonderzoek. Dan is er geen nieuw feit geweest na het opleggen van de primitieve aanslag. De navorderingsaanslag 2016 is ten onrechte opgelegd.
Objectieve voordeelsverwachting
Volgens de rechtbank staat voor het beoordelen of er een inkomensbron is, vast dat sprake is van deelname aan het economische verkeer. Ook staat vast dat de man het oogmerk heeft gehad voordelen te behalen. De vraag is of er een objectieve voordeelsverwachting is geweest. De rechtbank kent voor de objectieve voordeelsverwachting veel waarde toe aan alle inspanningen die de man heeft verricht. Deze inspanningen hebben geleid tot de ontwikkeling van een concreet product waarvoor een competitieve markt bestaat. Ook hebben zich gegadigden gemeld. Aannemelijk is dat de ondernemer vanuit zakelijke overwegingen heeft gehandeld en dat de uitgaven niet zijn aan te merken als uitgaven gedaan in de sfeer van inkomensbesteding. Dat de ondernemer weinig omzet heeft behaald is onvoldoende om geen objectieve voordeelsverwachting aan te nemen. Er is sprake van winst uit onderneming.
Wet: art. 16 AWR
Geef een reactie