Waar iemand woont wordt beoordeeld aan de hand van feitelijke omstandigheden. Een duurzame betrekking van persoonlijke aard met een Nederlandse woonplaats hoeft daarbij niet sterker te zijn dan de band met enig ander land.
Na het afronden van een opleiding tot commercieel verkeersvlieger, treedt een piloot in januari 2017 in dienst bij een in Spanje gevestigde maatschappij. Vanaf april 2017 is hij werkzaam voor een Italiaanse maatschappij. Tijdens zijn verblijf in Spanje en Italië heeft hij woonruimte gehuurd. Aanvankelijk doet de piloot aangifte als binnenlands belastingplichtige. Later neemt hij het standpunt in dat hij vanaf januari 2017 Nederland metterwoon heeft verlaten. Daarop start de Belastingdienst een woonplaatsonderzoek. De uitkomst is dat de piloot binnenlands belastingplichtig is gebleven.
Het geschil
Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of de piloot binnenlands belastingplichtige is gebleven of niet. Ook is nog in geschil of de zogeheten ‘blockhours’ tot het Nederlandse loon moeten worden gerekend.
Duurzame betrekking van persoonlijke aard met Nederlandse woonplaats
De rechtbank oordeelt dat de piloot tijdens de periode dat hij in het buitenland verbleef Nederland niet metterwoon heeft verlaten. De piloot heeft in 2017 een duurzame betrekking van persoonlijke aard met Nederland onderhouden. De rechtbank vindt daarvoor de uitkomsten van het woonplaatsonderzoek van de Belastingdienst doorslaggevend. Uit het onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat de piloot de Nederlandse nationaliteit heeft en het hele jaar 2017 in de BRP ingeschreven is geweest op een Nederlands adres. Op bankafschriften zijn pinbetalingen te zien aan Nederlandse horecagelegenheden en vrijetijdsbestedingen. Ook doet de piloot regelmatig pinbetalingen in Nederlandse winkels. Bij zijn zorgverzekeraar heeft de piloot niet aangegeven in het buitenland te wonen. Ook heeft de piloot zorgtoeslag ontvangen en van de gemeente Amsterdam een betaling van de Dienst Werk en Inkomen. Ook blijkt uit de ontvangen bankafschriften en creditcard gegevens blijkt dat de piloot regelmatig in Nederland aanwezig is geweest. In Spanje heeft de piloot een identificatienummer voor buitenlanders gehad.
‘Block hours’ behoren niet tot het inkomen
De inspecteur had ook de zogeheten ‘blockhours’ tot het inkomen gerekend. Maar dat is volgens de rechtbank niet terecht. De ‘blockhours’ zien niet op genoten inkomen, maar op het minimumbedrag dat de piloot in ieder geval ontvangt ongeacht het aantal uur dat hij werkt. Omdat de piloot meer inkomen heeft genoten dan het op de loonstroken vermelde bedrag aan ‘blockhours’ is zijn inkomen hierdoor niet beïnvloed. De inspecteur heeft ten onrechte deze ‘blockhours’ tot het inkomen gerekend.
Wet: art. 2.1 Wet IB en art. 4 AWR
Geef een reactie