Bezit een dga minder dan 100% van de aandelen in een bv? En verstrekt hij aan deze bv een onzakelijke lening en scheldt deze op een later moment kwijt? Dan mag de dga de verkrijgingsprijs van de aandelen in de bv met het volledige bedrag van de onzakelijke kwijtgescholden lening verhogen.
Een dga heeft alle aandelen in een holding (hierna: bv1). Deze holding houdt 50% van de aandelen in een andere bv (hierna: bv2). De andere 50% van de aandelen zijn in handen van de kinderen van de dga. Bv1 heeft een onzakelijke lening verstrekt aan bv2 van € 1.050.000. Deze onzakelijke lening is bij de dga en zijn echtgenote aangemerkt als een uitdeling door bv1 en vervolgens als inkomen uit aanmerkelijk belang. Bv2 heeft per einde 2013 en 2014 een hoog negatief vermogen. Zie over deze dga ook: ‘Mogelijkheid incasso vordering maakt lening onzakelijk’.
Gevolgen kwijtschelding onzakelijke lening
In ECLI:NL:RBZWB:2023:6250 heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een onzakelijke lening van € 1.050.000 door bv1 aan bv2. Dat heeft geleid tot een verkapte winstuitdeling door bv1 aan de dga. De kwijtschelding van een onzakelijke is een informele kapitaalstorting. Het verlies dat de aanmerkelijkbelanghouder lijdt door deze kwijtschelding vloeit voort uit het door hem in zijn hoedanigheid van aandeelhouder aanvaarde debiteurenrisico. En dit berust op aandeelhoudersmotieven.
Geen schenking aan overige aandeelhouders van bv2
De rechtbank honoreert het beroep van de dga op het besluit 2018-27139. Hierin staat dat kwijtschelding van een onzakelijke lening een informele kapitaalstorting is. Ook als de aandeelhouder niet alle aandelen in de bv heeft. Het is niet aannemelijk volgens de rechtbank dat de informele kapitaalstorting door de dga heeft geleid tot een hogere waarde van de aandelen in bv2 dan nihil. Het vermogen bleef ook na de informele kapitaalstorting nog negatief. De kinderen zijn dus door de informele kapitaalstorting niet verrijkt, er is dan ook geen sprake van een schenking. De dga mag er volgens voornoemd besluit van uitgaan dat zijn verkrijgingsprijs met het gehele bedrag van de informele kapitaalstorting is verhoogd. In 2016 kan hij dus dat bedrag bij de liquidatie van bv2 in aftrek brengen.
Wet: art. 4.12 Wet IB 2001 en art. 1 SW
Verzamelbesluit aanmerkelijk belang van 9 maart 2018, nr. 2018-27139
Geef een reactie