De enkele omstandigheid dat een rechter voorafgaand aan zijn benoeming als rechter heeft gewerkt als belastingadviseur, levert nog geen rechterlijke vooringenomenheid op. De verzoeker heeft ook niets aangedragen waaruit blijkt dat hij een zakelijke relatie met de rechter heeft gehad. De wrakingskamer wijst het verzoek om wraking mede daarom af.
In een zaak voor de wrakingskamer van rechtbank Noord-Holland verzoekt een belanghebbende de rechter te wraken. De rechter in kwestie heeft niet in deze wraking berust. De verzoeker stelt dat hij de rechter kent uit de periode dat de rechter als belastingadviseur bij PWC werkte. De rechter heeft inderdaad als belastingadviseur bij PWC gewerkt, maar kan zich niet herinneren dat hij in die hoedanigheid contact heeft gehad met verzoeker. De rechter kent de naam van de verzoeker niet uit die periode. Verzoeker heeft niets aangedragen waaruit blijkt dat hij een zakelijke relatie heeft gehad met de rechter. De enkele omstandigheid dat de rechter voorafgaand aan zijn benoeming bij PWC als belastingadviseur heeft gewerkt, levert op zichzelf nog geen grond op voor het oordeel dat sprake is van rechterlijke vooringenomenheid.
Eerdere zaak om verschoning rechter afwezen
Verder stelt verzoeker dat de rechter zich had kunnen verschonen zoals hij dat ook in 2020 had gedaan. In voornoemde zaak heeft de rechter aangegeven langdurig bij PWC te hebben gewerkt. Dat verzoek tot verschoning van de rechter, waarin de voormalige werkkring van de rechter bij PWC aan de orde was, is juist afgewezen. Verzoeker heeft niet toegelicht waarom in zijn zaak over de voormalige werkkring van de rechter anders zou moeten worden geoordeeld. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Wrakingsverbod
De wrakingskamer geeft verzoeker zelfs een wrakingsverbod. Verzoeker heeft op oneigenlijke gronden gebruikgemaakt van het rechtsmiddel van wraking, zodat sprake is van misbruik. De wrakingskamer wijst daarvoor op het volgende. Verzoeker heeft steeds verzocht de behandeling van de hoofdzaak uit te stellen. Toen op een gegeven moment geen uitstel meer werd verleend, heeft verzoeker een aanhoudingsverzoek ingediend met daaraan gekoppeld het wrakingsverzoek. Hierdoor is het vermoeden ontstaan dat het verzoek van wraking is ingediend met geen ander doel dan de rechtszaak opnieuw uit te stellen.
Wet: art. 36 Rv. en art. 8:18 lid 4 Awb
Geef een reactie