De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het aandeel van iemand in een reservefonds van een VvE een box 3-bezitting is. Mr. Hans de Haan vindt de uitkomst van het arrest niet verrassend. Hij is van oordeel dat de stelling van belanghebbende weinig kansrijk was.
Een appartementseigenaar betaalt maandelijks servicekosten aan de vereniging van eigenaren (VvE) van een appartementencomplex. Zijn appartementsrecht kwalificeert als eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting. Een deel van de servicekosten wordt toegevoegd aan een reservefonds voor toekomstig onderhoud van het appartementencomplex. De inspecteur heeft bij de aanslagregeling IB/PVV 2017 € 9.408 in de rendementsgrondslag van box 3 begrepen als het aan de appartementseigenaar toe te rekenen aandeel in het reservefonds van de VvE.
Eerder oordeel hof
Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2022/2588) heeft geoordeeld dat het lidmaatschap van een VvE een vermogensrecht is. Volgens art. 5.3 lid 2 letter f Wet IB 2001 wordt dat vermogensrecht als bezitting in box 3 in aanmerking genomen voor de waarde in het economische verkeer.
Oordeel Hoge Raad
In cassatie houdt de beslissing van hof Arnhem-Leeuwarden stand. Anders dan de appartementseigenaar betoogt, heeft de wijziging van art. 5:126 lid 1 BW geen verandering gebracht in de aard van dat reservefonds voor box 3. De wijziging van art. 5:126 lid 1 BW betreft de plicht van een VvE om een reservefonds te vormen en in stand te houden. Deze wijziging heeft ook geen gevolgen voor de manier waarop de waarde in het economische verkeer van het reservefonds moet worden bepaald. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.
Commentaar mr. Hans de Haan
Taxence vroeg mr. Hans de Haan, sinds jaar en dag commentator bij NTFR, om een reactie op dit arrest.
Dit arrest is ‘met gemengde gevoelens’ ontvangen. We moeten echter onderkennen dat de stelling van belanghebbende, dat zijn aandeel in het reservefonds van de VvE überhaupt niet tot de bezittingen in box 3 behoorde, weinig kans van slagen had. Belangrijker was de vraag tegen welk van de drie percentages uit de Wet rechtsherstel box 3 het forfaitaire rendement uit dat aandeel in de VvE berekend moest worden: dat voor bank- en spaartegoeden, of het veel hogere percentage voor de overige bezittingen. Aan die vraag werd in deze procedure echter niet toegekomen. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft echter op 10 januari 2023 in eerstbedoelde zin beslist. Bovendien heeft de staatssecretaris van Financiën in de Voorjaarsnota 2023 aangegeven voornemens te zijn wettelijk te regelen dat zo’n aandeel tot de bank- en spaartegoeden wordt gerekend. Het arrest lijkt dus op een voorbijtrekkende wolk.
Wet: art. 5.3 Wet IB 2001
Geef een reactie