Vader heeft uit zijn B.V. een schenking gedaan aan zijn kinderen. Moeder komt binnen 180 dagen na het doen van die schenking te overlijden. De ouders waren gehuwd in gemeenschap van goederen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat de helft van de schenkingen fictieve erfrechtelijke verkrijgingen zijn.
In 2015 kregen de kinderen van hun vader schenkingen. Die schenkingen vonden plaats door een overboeking van de B.V. van vader op de bankrekeningen van de twee kinderen. De kinderen hebben over deze schenkingen schenkbelasting betaald. De aandelen in de B.V. stonden volledig op naam van vader. Op 20 april 2016 overleed de moeder. Vader en moeder waren gehuwd in gemeenschap van goederen.
Het geschil bij de rechtbank
In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is of de giften die de kinderen hebben gekregen terecht door de inspecteur voor de helft tot de nalatenschap van moeder zijn gerekend.
Giften voor de helft uit gemeenschap voldaan
De rechtbank overweegt dat de vader en moeder in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Daardoor waren de aandelen in de B.V. onderdeel van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de moeder en de vader. Tijdens het bestaan van de huwelijkse gemeenschap was er geen privévermogen. Betalingen uit de B.V. waren daardoor afkomstig uit de huwelijksgoederengemeenschap. Door die betalingen is de gemeenschap verarmd. Dit betekent dat vader heeft gehandeld namens de huwelijksgoederengemeenschap. Omdat vader uit vrijgevigheid heeft gehandeld wordt daarmee ook de bevoordelingsbedoeling bij moeder geacht aanwezig te zijn geweest. Het maakt daarbij niet uit dat moeder niet wist dat vader schenkingen deed. De giften zijn voor de helft binnen 180 dagen voor overlijden gedaan. Het gelijk is aan de inspecteur.
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 januari 2020 (gepubliceerd 4 maart 2020), ECLI:NL:RBZWB:2020:404
Geef een reactie