Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een onderneemster niet geslaagd is om aan te tonen dat de opgevoerde studie- en fitnesskosten van de kinderen zijn ingegeven door zakelijke motieven.
De kinderen van een onderneemster zijn in loondienst bij de onderneemster. Bij de aangifte inkomstenbelasting voert de onderneemster bij de overige personeelskosten collegegelden, fitnesskosten en treinabonnementen op. De Belastingdienst weigert voornoemde kosten in aftrek toe te staan.
Geschilpunten
Bij rechtbank Noord-Holland is in geschil of de kosten voor de studie van de kinderen en de fitnesskosten aftrekbaar zijn. Ook de aftrekbaarheid van de vergoeding van de treinkosten aan de dochter is in geschil.
Opgevoerde kosten hebben geen zakelijke meerwaarde
De rechtbank oordeelt dat de studiekosten niet aftrekbaar zijn omdat de studies geen directe zakelijke meerwaarde hebben voor de onderneming. Ook de fitnesskosten zijn niet aftrekbaar, omdat de onderneemster onvoldoende kan aantonen dat deze kosten een zakelijk doel dienen. Diverse andere kosten zijn ook niet aftrekbaar omdat de onderbouwing daarvan ontbreekt. Wel mag de onderneemster een bedrag van €2.137 aan treinkosten voor de dochter in aftrek brengen.
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001
Geef een reactie