Alle tijd die een ondernemer besteedt aan het drijven van een onderneming telt mee voor het urencriterium. Tot die tijd behoren ook opleidingen voor het verkrijgen of op peil houden van de vakbekwaamheid die nodig is om de onderneming uit te oefenen.
Een ondernemer werkte in 2016 bij de Dienst SZW voor 32 uur per week en was daarnaast als uitzendkracht werkzaam geweest. In 2016 was de man gestart met zijn ondernemingsactiviteiten. Bij het opleggen van de aanslag over 2016 week de inspecteur af van de ingediende aangifte en schrapte de zelfstandigen- en startersaftrek.
Benodigde tijd verwerven opdrachten
Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of de ondernemer aan het urencriterium voldoet. De ondernemer kan volgens de rechtbank een deel van de verantwoorde uren niet aannemelijk maken. De man had aangegeven voor het accepteren van opdrachten in een app 434 uur nodig te hebben. De rechtbank oordeelde dat dit aantal uren niet kon kloppen. Het was niet aannemelijk dat bij besteding van twee uur per dag pas na acht weken de eerste opdracht was binnengehaald. Uit wel beschikbare gegevens bleek bovendien dat de ondernemer op twee dagen niet meer dan 1 uur en 20 minuten had besteed aan het accepteren van opdrachten. Daar kwam bij dat de ondernemer gedurende een gedeelte van de opgegeven tijd niet bevoegd was de werkzaamheden te verrichten, omdat hij daarvoor toen geen diploma had.
Aan opleiding bestede uren
Ook de bestede tijd aan de opleiding kon de ondernemer niet voldoende onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de 218 opgegeven uren voor de opleiding op VMBO-MBO-denkniveau, gezien de afgeronde bachelor-studie op HBO-denkniveau van de ondernemer, niet geloofwaardig waren. De ondernemer voldeed niet aan het urencriterium.
Wet: art. 3.6 en 3.76 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 23 augustus 2019 (gepubliceerd 20 december 2019), ECLI:NL:RBDHA:2019:9694
Geef een reactie